De binnenkant van Paus-jezuïet Franciscus
Op woensdag 31 juli om 8u, kwam paus Franciscus in een klein
wagentje aangereden bij de Gesù om daar samen met 200 andere jezuïeten het
feest van de heilige Ignatius te vieren. Hieronder vindt u de Nederlandse
vertaling van zijn homilie. Het is een van de meest persoonlijke en intieme
teksten van paus-jezuïet Franciscus tot nog toe. Hij mijmert er over de plaats
van Jezus en van de Kerk in het leven van de jezuïet, over wat nederigheid
betekent, over de genade van schaamte en over de “zonsondergang”, het einde van
het leven van de jezuïet.
In deze eucharistie, waarin we onze vader Ignatius van Loyola gedenken, zou ik, in het licht van de lezingen die we gehoord hebben, drie eenvoudige gedachten willen aanreiken, vertrekkende van drie uitdrukkingen: Christus en de Kerk in het middelpunt plaatsen; onszelf door Hem laten grijpen om te komen tot dienstbaarheid; schaamte voelen voor je beperkingen en zonden, zodat we nederig kunnen worden in het aanschijn van Hem en van onze medemensen.
In deze eucharistie, waarin we onze vader Ignatius van Loyola gedenken, zou ik, in het licht van de lezingen die we gehoord hebben, drie eenvoudige gedachten willen aanreiken, vertrekkende van drie uitdrukkingen: Christus en de Kerk in het middelpunt plaatsen; onszelf door Hem laten grijpen om te komen tot dienstbaarheid; schaamte voelen voor je beperkingen en zonden, zodat we nederig kunnen worden in het aanschijn van Hem en van onze medemensen.
1. Het embleem van ons jezuïeten is een monogram, het acroniem van “Jezus, de Redder van de mensen” (IHS). Ieder van u kan me zeggen: dat weten we maar al te best! Maar deze krachtige uitdrukking herinnert ons telkens weer aan een werkelijkheid die we nooit mogen vergeten: het feit dat Christus centraal staat, voor elk van ons en voor de hele Sociëteit; de Sociëteit waarvan Ignatius wilde dat ze de naam zou dragen “van Jezus”, om aan te geven naar wie zij verwijst. Meer nog, zelfs in het begin van de Geestelijke Oefeningen plaatst hij ons voor onze Heer Jezus Christus , onze Schepper en Heiland (G.O. nr 6). Dit maakt dat elke jezuïet en de hele Sociëteit uitgenodigd wordt om ons te “decenteren”, om Christus “steeds meer” voor ons te plaatsen, de “Deus semper maior”, die “intimior intimo meo” is, die ons voortdurend onszelf doet overstijgen, die ons leidt naar een daadwerkelijke kenosis en die ons “losmaakt van eigenliefde, eigen wil en eigenbelang” (G.O. nr 189).
Is dit niet onweerlegbaar dé vraag voor ons? Voor elk van ons? “Staat
Christus in het middelpunt van mijn leven? Plaats ik Christus daadwerkelijk
centraal in mijn leven?” Het is namelijk een voortdurende bekoring om onszelf
in het centrum te plaatsen. En als een jezuïet zichzelf en niet Christus in het
midden plaatst, dan komt hij op een dwaalspoor terecht. In de eerste lezing
roept Mozes het volk met kracht op om van de Heer te houden en te wandelen op Zijn
pad, “want Hij is uw leven” (Cf Deut. 30, 16-20). Christus is ons leven!
En zozeer als Christus in het middelpunt dient te staan, zozeer
dient ook de Kerk centraal te staan: het zijn twee vuren die niet kunnen
gescheiden worden: ik kan Christus enkel maar volgen in en met de Kerk. En ook
hier staan wij jezuïeten en de hele Sociëteit niet in het middelpunt; wij
worden, om het zo uit te drukken, “verplaatst”, we staan in de dienst van Christus
en van de Kerk, de Bruid van Christus onze Heer, onze heilige Moeder, de
hiërarchische Kerk (G.O. 353). Mannen zijn die geworteld en gegrond zijn in de
Kerk: dat is het wat Jezus van ons verlangt. Voor ons bestaan er geen
parallelle of geïsoleerde wegen. Wel wegen van onderzoek, creatieve wegen; ja,
dat is belangrijk: gaan naar de grensgebieden, de zo talrijke grensgebieden.
Dit vraagt creativiteit, maar steeds in verbondenheid, in de Kerk, met dat
toebehoren dat ons de moed geeft om verder te gaan. Christus dienen betekent
houden van deze concrete Kerk, en haar dienen met groothartigheid en met de
geest van gehoorzaamheid.
2. Op welke wijze kan je leven volgens dit tweevoudige middelpunt?
Laten we kijken naar de ervaring van de heilige Paulus die ook de ervaring was
van de heilige Ignatius. In de tweede lezing die we hoorden schrijft de
apostel: ik streef vurig naar de perfectie van Christus, “gegrepen als ik ben
door Christus Jezus” (Fil 3, 12). Bij Paulus geschiedde het langs de weg naar
Damascus; bij Ignatius thuis, in Loyola. Maar ten gronde ging het over
hetzelfde: toelaten dat je gegrepen wordt door Christus.
Ik zoek Jezus, ik dien Jezus omdat Hij mij eerst gezocht heeft,
omdat ik door Hem gegrepen ben geworden: hier ligt het hart van onze ervaring. Maar
Hij komt eerst, altijd. In het Spaans is er een heel beeldend woord dat dit
uitstekend uitdrukt: Hij “primerea” voor ons uit, “El nos primerea”. Hij is
altijd de eerste. Als wij aankomen, is Hij reeds aangekomen en wacht ons op. En
hier wil ik de meditatie van de oproep van de aardse koning van de tweede week
in herinnering brengen. Christus onze Heer, de eeuwige Koning, roept elk van
ons en zegt ons: “Wie met Mij wil optrekken zal samen met Mij hard moeten
zwoegen, zodat wie Mij volgt in de pijn Mij ook zal volgen in de heerlijkheid” (G.O.
nr 95): gegrepen worden door Christus om aan deze Koning onze hele persoon aan
te bieden en al ons harde zwoegen (Cf G.O. nr 96); aan de Heer zeggen dat ik
tot alles bereid ben voor zijn grotere dienst en lof, om Hem na te volgen ook in
het ondergaan van belediging, verguizing, armoede (G.O. nr 98). En op dit
ogenblik denk ik aan onze medebroeder in Syrië. Toelaten dat we gegrepen worden
door Christus betekent dat ik steeds gericht ben op wat voor mij ligt, op het
doel dat Christus is (Cf Fil 3, 14), en mezelf in waarheid en oprechtheid de
vraag stellen: “Wat heb ik gedaan voor Christus, wat doe ik voor Christus, wat
moet ik voor Christus doen?” (Cf G.O. 53)
3. Nu kom ik aan het laatste punt. In het Evangelie zegt Jezus ons: “Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, die zal het redden … Als iemand zich schaamt over mij …” (Lc 9, 23). Enzovoort. De schaamte van de jezuïet. Jezus nodigt ons uit om ons nooit te schamen voor Hem, maar om Hem steeds met volledige overgave te volgen, om Hem te vertrouwen en onszelf aan Hem toe te vertrouwen.
3. Nu kom ik aan het laatste punt. In het Evangelie zegt Jezus ons: “Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, die zal het redden … Als iemand zich schaamt over mij …” (Lc 9, 23). Enzovoort. De schaamte van de jezuïet. Jezus nodigt ons uit om ons nooit te schamen voor Hem, maar om Hem steeds met volledige overgave te volgen, om Hem te vertrouwen en onszelf aan Hem toe te vertrouwen.
Welnu als we, zoals Ignatius het ons leert in de eerste week,
kijken naar Jezus, en in het bijzonder kijken naar de gekruisigde Jezus, dan
overkomt ons dat zo menselijke en edele gevoel van de schaamte omdat we onder
de maat blijven; we kijken naar de wijsheid van Christus en naar onze
onwetendheid; naar zijn almacht en onze zwakheid; naar zijn rechtvaardigheid en
onze onbillijkheid; naar zijn goedheid en onze slechtheid (Cf G.O. nr 59).
Vragen
om de genade van de schaamte; de schaamte die voorkomt uit de voortdurende
genadedialoog met Hem; de schaamte die ons doet blozen in het aanschijn van
Jezus Christus; de schaamte die ons op de golflengte plaatst van het hart van
Christus die tot zonde gemaakt wordt omwille van mij; de schaamte die ons hart
harmoniseert in tranen en die ons vergezelt in onze dagdagelijkse navolging van
“mijn Heer”. En dit voert ons, als individuen en als Sociëteit, tot
nederigheid, tot het beleven van deze grootse deugd.
Nederigheid die ons doet verstaan, elke dag, dat wij het niet zijn
die het Koninkrijk van God bouwen, maar dat het steeds Gods genade is die
werkzaam is in ons; nederigheid die ons ertoe aanzet om ons hele wezen ten
dienste te stellen van Christus en de Kerk, en niet van onszelf en onze eigen
ideeën. Net zoals aarden potten, breekbaar, onhandig, ontoereikend, maar met
een enorme schat vanbinnen die wij mogen meedragen en verkondigen (2 Cor 4, 7).
Dierbare medebroeders, laten we ons opnieuw richten tot Onze Lieve Vrouw, zij die Christus in haar schoot gedragen heeft en die Hem vergezeld heeft bij zijn eerste stappen in de Kerk. Moge zij ons altijd helpen om Christus en zijn Kerk in het middelpunt van ons leven en onze zending te plaatsen. Moge zij, die de eerste en meest volmaakte leerling was van haar Zoon, ons helpen om gegrepen te worden door Christus om Hem te volgen en te dienen in alle situaties. Moge zij die de aankondiging van de engel beantwoordde met de allergrootste nederigheid: “Ziehier de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar uw woord” (Lc 1, 38), ons de schaamte doen voelen voor onze beperktheid ten aanzien van de schat die ons werd toevertrouwd doorheen de vaderlijke voorspraak van de heilige Ignatius en van al de heilige jezuïeten die ons dag in dag uit leren om alles te doen “ad majorem Dei gloriam”.
Reacties
Ik kan me voorstellen dat je als jezuïet met deze tekst weer in vuur en vlam komt te staan wat je roeping betreft. Dat het je her-innert waarom je in de tijd zo diep vanbinnen aanvoelde waarom je de stap naar de Sociëteit 'moest' zetten.
Prachtige woorden !!
Ludo.
Eric