Over een ergerlijke Jezus en de gewone dingen van het leven - homilie van Nikolaas Sintobin sj voor deze zondag
1 Koningen 19,4-8;
Efeziërs 4,30-5,2; Johannes 6,41-51
Velen onder ons hebben deze morgen brood of andere
graanproducten gegeten. Gewoon, zoals altijd. Brood maakt deel uit van onze
dagdagelijkse werkelijkheid. We staan er
niet bij stil. We hebben het eenvoudigweg in huis. Ook onze taal verwijst
ernaar: “broodnodig”, “zijn brood verdienen”, “zwart brood eten” enzovoort.
Zo dadelijk zullen de misdienaars de hosties aanbrengen,
het brood om de eucharistie te vieren. In geloof weten wij dat die kleine ronde
stukjes ongedesemd tarwebrood, eens geconsacreerd, het lichaam zelf zullen
worden van de Verrezen Heer die zich aan ons aanbiedt. Ook hiermee zijn we vertrouwd. We horen en
zien het elke week en meestal eten we ook elke week zo’n stukje brood.
Als we er even over nadenken is dit eigenlijk helemaal
niet zo gewoon. Wel integendeel. Wie hier bij stilstaat, in gebed of kritisch
rationeel, die moet hier wel door verwonderd zijn, of zelfs geschokt.
Dit is precies wat er gebeurt bij de toehoorders van
Jezus in het evangelieverhaal dat we net hoorden. Het zijn mensen die Hem van
kindsbeen aan hebben gekend. “Is dit niet
Jezus, de zoon van Jozef, en kennen wij zijn vader en moeder niet?”, horen we hen verontwaardigd zeggen.
Die man, die ze gekend hebben als baby, als kind, als puber en als jonge man, die gewezen buurjongen, gewezen speelkameraad, die vaak naast hen in de synagoge heeft gezeten, diezelfde man zegt nu doodgemoedereerd: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld”.
Met andere woorden, dat vertrouwde gezicht beweert nu ineens God zelf te
zijn en dat Hij voor elk van hen de weg bij uitstek is om tot God te komen.
Stel je voor dat iemand die je al jaren kent je zoiets zou zeggen. Zelf zou ik daar
erg kritisch tegenover staan: die grote, onuitspreekbare, alles overstijgende
God zou nu ineens in die brave man neergedaald zijn. Kom aan …. !
En toch, beste medegelovigen, is het net dát wat de evangelist Johannes
en wat onze Kerk ons leren. Meer nog, deze tegenstelling, of liever, deze
paradox gaat recht naar de kern van de Godsopenbaring die Jezus is. Hier gaat
christelijke geloof over:
ð God is mens geworden. God, ja God is geworden
zoals wij: een gewone mens; beperkt, kwetsbaar, sterfelijk …
ð Door mens te worden heeft God geopenbaard dat
het menselijke geroepen is om plaats te worden van de voortdurende openbaring
en aanwezigheid van God zelf.
ð Onze kleinheid en beperkingen dienen niet
langer synoniem te zijn van kleurloze banaliteit. Jezus heeft ons getoond dat
ze een opstap kunnen worden naar de oneindige, veelkleurige schoonheid van God
zelf.
Door mens te worden in Jezus van Nazareth, heeft onze God
voorgoed het onderscheid doorbroken tussen sacraal en profaan. Strikt genomen hebben wij christenen inderdaad
geen typisch heilige plaatsen of voorwerpen. Jezus, de Zoon van God heeft ons
hele menszijn gedeeld.
Daarom zijn voor christenen alle plaatsen, voorwerpen en menselijke
handelingen mogelijke vindplaatsen van God – en dus sacraal - geworden. Anders
gezegd, Jezus heeft ons geopenbaard dat wij God kunnen vinden, liefhebben en
dienen in alle dingen. In brood en wijn, in ons biddend samenzijn, maar ook in
ons gewone werk, tijdens onze ontspanning, thuis of op verplaatsing.
Dit is werkelijk een Blijde Boodschap.
Nikolaas Sintobin sj
Reacties