De voorafgaande voorwaarde om barmhartig te kunnen zijn (1/4)
Medebroeder
Leo De Weerdt sj gaf een tijd geleden een interview aan Kerknet.be. Hij reflecteerde er
over hoe zijn werk als gevangenisaalmoezenier hem de barmhartigheid langs de
binnenkant heeft doen ontdekken en verdiepen. Enkele citaten.
Barmhartigheid is een door en door bijbels begrip. Het woord is een
letterlijke vertaling van het Latijnse misericordia. En je hoort daarin
goed de twee woorden hart en miserie. Een hart hebben voor de ellendelingen,
ongelukkigen.
Maar (en dat is essentieel) voordat we een hart kunnen hebben voor armen en
gekwetsten moeten we eerst “oog” leren hebben voor het arme en het ongelukkige
in onszelf.
De grens tussen goed en kwaad situeert
zich niet aan de gevangenismuur maar ze loopt dwars doorheen ons eigen leven en hart.
Carl Jung, de bekende psychotherapeut, verwoordt dit heel raak wanneer hij schrijft aan een gelovige vriend:
“Ik bewonder je als christen, omdat als je iemand ziet die hongerig is of dorstig,
je Jezus ziet; als je iemand bezoekt die ziek is of gevangen, dan bezoek je
Jezus. Maar wat ik niet begrijp is dat je Jezus niet ziet in je eigen armoede.
Waarom zie je enkel de arme buiten jezelf? Je lijkt jouw eigen armoede te
verloochenen. Waarom denk je het beter te hebben dan de anderen en
dingen te doen voor mensen terwijl
jezelf toch ook een gebroken mens bent? Waarom durf je Jezus niet
verborgen zien in je eigen gebrokenheid?”
Met
andere woorden de gebrokenheid, het kwaad, is een stuk mens-zijn dat niemand van ons vreemd is.
Reacties