De laatste, moeilijkste, maar ook de fundamenteelste vraag

De laatste, moeilijkste, maar ook de fundamenteelste vraag is dan deze. Kan ik aanvaarden dat de liefde waarmee iemand van mij houdt e n mij aanvaardt zoals ik ben, mij niet enkel geschonken wordt nadat en omdat ik geworden ben wie ik graag zou zijn, maar eigenlijk daarvóór? Denk aan de liefde waarmee ouders hun kind ontvangen, zoals het hun in handen wordt gegeven. Daaruit volgt dat de liefde waarmee van mij gehouden wordt eerst is. Dat het feit dat ik mij onvoorwaardelijk geliefd weet -wie ik ook mag zijn- mij juist oproept en maakt tot het rijkste en het mooiste dat ik kan zijn. Daarom is dit mijn diepste wezen dat ik ben uit de liefde van anderen, en naar anderen toe, met wie ik in liefde samenleef. De moeilijkheid is dat ik dat nu moet kunnen beleven ! En omdat die onvoorwaardelijke liefde tot mij en die onvoorwaardelijke aanvaarding van mij op de eerste plaats door God zelf worden waar gemaakt, ben ik 'uit God' en 'naar God toe'.