De oorsprong van alle kwaad
Onderstaande overweging verschijnt vandaag op www.gewijderuimte.org.
Ignatius was van mening dat een speciaal soort
van onwetendheid de oorzaak is van de zonde. De dodelijkste zonde, zei hij, is
de ondankbaarheid. Zij is ‘oorzaak, begin en oorsprong van alle kwaad en
zonde.’ Als je honderd mensen zou vragen om de zonde te noemen die de oorsprong
van alle kwaad is, dan durf ik te wedden dat niemand naar de ondankbaarheid
verwijst. Zij zouden hoogmoed, of ongehoorzaamheid, of hebzucht, of woede
vermelden. De idee dat wij zondigen omdat wij ons niet voldoende bewust zijn
van Gods goedheid, zal waarschijnlijk bij niet veel mensen opkomen.
Dankbaarheid had in Ignatius’ tijd wel een
andere betekenis dan degene die wij er vandaag onder verstaan. Voor ons
betekent dankbaarheid een dankwoordje sturen voor een kerstgeschenkje. Of buren
danken als ze ons een handje hebben toegestoken. Ondankbaarheid is voor ons
iets als een vorm van onbeleefdheid.
Dankbaarheid was in Ignatius’ laatmiddeleeuwse
wereld een veel ernstigere zaak. Zij behelsde een georganiseerde reeks van
wederzijdse verplichtingen, met een eigen sociale en politieke hiërarchie.
Iedereen moest op de hoogte zijn van ieder anders inbreng. Dankbaarheid was de
lijm die mensen met elkaar verbond. Maar culturele verschillen zijn maar een
deel van het verhaal. Door zo de nadruk op dankbaarheid te leggen zei Ignatius
iets over het wezen van God. God is de vrijgevige Schenker, die ons overlaadt
met zijn zegeningen zoals de zon over de aarde straalt. Als we dit echt zouden
inzien, dan zouden we Gods liefde met liefde beantwoorden. We zouden niet
zondigen. Dankbaarheid is een goed woord voor dit fundamentele kenmerk van onze
verhouding met God. Onze ondankbaarheid is blindheid voor wie God echt is, is
dus de oorsprong van alle kwaad.
Jim Mannaey
Reacties