Straft God?
Dit WE heb ik de preekbeurt in onze kerk. Graag deel ik me u mijn homilie.
Drieëntwintigste
zondag door het jaar (Ezechiël 33,7-9 Romeinen 13,8-10 Matteüs 18,15-20)
Een tijd geleden raakte ik in de
trein in gesprek met een jonge vrouw. Ze vertelde dat ze alles had om gelukkig
te zijn: een goede man, mooie kinderen, een leuke job, gezondheid in orde...
Toch, ze durfde het bijna niet te zeggen, voelde ze zich diep ongelukkig. Een
ding was haar duidelijk. Met God, daar
was ze helemaal klaar mee. Die had haar in de steek gelaten. Hoezeer ze ook tot
Hem riep, Hij antwoordde niet. Wat was me dat voor een God. Hoe kan je zo
iemand nu Vader noemen? Zij die zoveel
voor Hem had gedaan, werd nu door Hem in de steek gelaten. Ben je misschien
boos op God, vroeg ik haar? Ze dacht even na. Tot haar eigen verbazing zei ze:
ik denk dat ik woest ben op God. Waarom straft Hij me? Het kan toch niet anders
dan dat Hij me nu straft. Meteen daarop vroeg ze me of ik ook dacht dat God
haar wilde straffen.
Straft God? Geloof ik, geloven
wij in een straffende God? Beter nog, wie is de God die Jezus ons openbaart als
zijn Vader en die de Kerk ons steeds opnieuw uitnodigt om beter te leren
kennen?
De Bijbelteksten van deze zondag,
in het bijzonder de eerste lezing en de evangelielezing, kunnen hier tot
misverstanden leiden. Het gaat er over de zondige mens en over hoe ingrijpend die
zonde wel is. Zo roept Jezus bij Matteüs Jezus op tot een drievoudige
terechtwijzing van de zondaar, publieke terechtwijzing incluis. En wat te denken over die uitdrukking “ik kom zijn bloed van u opeisen” bij Ezechiël.
Het klinkt heftig. Je zou voor minder
angst krijgen. Nochtans, als je de teksten grondig leest, dan merk je dat het
helemaal niet gaat over een straffende God. Wel integendeel …
Paulus reikt ons de leessleutel
aan in zijn brief aan de Romeinen. Hij heeft het over het gebod van de liefde.
Hij legt uit dat je de gehele Bijbel maar kan snappen als je leest vanuit het
perspectief van de liefde: “Liefde
vervult de hele wet.” Als de liefde zo centraal is dit uiteraard omdat God
zelf Liefde is, zoals Johannes ons leert in zijn eerste brief.
De ervaring leert dat wij mensen
het moeilijk hebben om te leven vanuit God en dus vanuit liefde. Steeds weer
begeven we ons op alle mogelijke zijsporen die ons niet leiden naar meer liefde en dus meer leven. De
hevigheid van de lezingen van vandaag drukt dan ook in de eerste plaats de bezorgdheid uit
van onze God tav onze neiging om steeds weer te vervallen in de zonde. God
heeft ons gemaakt uit Liefde. Hij geeft zich voortdurend aan ons uit liefde.
Toch moet hij er er dag in dag uit getuige van zijn hoe vernuftig wij zijn in het afweren van
die liefde.
Neen, we horen hier geen
straffende God aan het woord. Wel een mateloos liefhebbende God. Hij verafschuwt het dat de mens zichzélf straft
door verloren te lopen in de zonde. De zonde is immers de mislukking van het
schepping van God. Vandaar dat God ons opdraagt, als medemensen onderling, om
elkaar te helpen om niet in de valkuil terecht te komen van de zonde. Het gebod
van de liefde maakt immers dat wij medeverantwoordelijk zijn voor elkaar.
Dat is het wat God op heel indringende
wijze duidelijk wil maken in de woorden die Hij richt tot Ezechiël. Hij nodigt
ons uit om mekaar, wederzijds, te helpen en bij te staan om niet te zondigen. Eigenlijk
roepen de lezingen van vandaag ons om de broederlijke vermaning te hanteren,
een wat in de vergetelheid geraakte traditie in onze Kerk.
Niet makkelijk, die broederlijke
of zusterlijke vermaning. Het gaat hier immers niet over het “de les spellen”
vanuit een eigen morele superioriteit. Ook niet over het uiten van je ergernis
of je frustratie tav het gedrag van een medemens. Hoe begrijpelijk die ergernis
ook kan zijn. De broederlijke vermaning is veeleer een daad van uitgepuurde
liefde ten aanzien van een medemens die dreigt te verdwalen. Het is nederig dienstwerk.
Het gaat immers enkel over het leven en het heil van de ander. Het is
risicovol. Je weet niet hoe de ander gaat reageren.
De enige zekerheid die je hebt
is dat de broederlijke vermaning des te meer kans zal hebben op slagen naarmate
ze ingegeven is door belangenloze liefde. Want uiteindelijk is die liefde
sterker dan alles. Die liefde is God zelf.
Reacties