Wat een brabbelende peuter je kan leren over geloven in Jezus
Hier vind je mijn homilie voor deze zondag.
21ste zondag door het jaar (A)
Jes 22,19-23 Ps 138(137),1-2a.2bc-3.6.8bc
Rom 11,33-36 Mt 16,13-20
Spreken is iets wat je leert. Het
begint vroeg en duurt lang. Een baby begint te brabbelen aan drie maand. Tussen
twee en drie jaar begint de peuter persoonlijke voornaamwoorden te gebruiken. Hij
zegt niet meer “eten”, maar “ik
eten”. Het kindje begint te beseffen dat het bestaat los van mama of papa en
laat dat duidelijk blijken. Op sommige ogenblikken kan het erop lijken dat het
woord “ik” het belangrijkste woord is dat er bestaat en dat “jij” of “wij” niet
bestaan. Later komt er nog een andere etappe. Een die heel lang kan duren. Die
van het gebruik van men en ze: “men
zegt dat” of “ze vinden dat”. Eerder
dan te vertrouwen op het eigen aanvoelen, denken of geloven, gaan we veel aandacht
geven aan wat anderen aanvoelen, denken of geloven.
Het voelt veilig als je je kan
verschuilen achter die anonieme anderen. Voor de puber kan het een nodige
buffer zijn om de eigen kwetsbaarheid en onzekerheid af te schermen. Ook als
volwassene kan dit van pas komen. Het is trouwens belangrijk om te luisteren
naar je medemensen en rekening te houden met hen. Maar uiteindelijk is het de
bedoeling dat je leert zélf standpunt in te nemen. Dat is wat we bedoelen met
het begrip persoonlijkheid: de unieke invulling die elke mens mag geven aan
zijn of haar menszijn. Als ik met mensen in gesprek ga is dit doorgaans om te
weten wat zíj voelen, denken of geloven.
Het zou kunnen dat een
soortgelijke bezorgdheid ten grondslag ligt aan de vraag die Jezus zijn
leerlingen stelt over wie Hij voor hen is. Een vraag die Jezus ook aan elk van
ons stelt. Eerst vraagt Hij hen wie de mensen zeggen dat Hij is. Meteen
daarna verandert de vraag in Maar Gij,
wie zegt gij dat ik ben? Wie is
Jezus? Wie is Jezus voor mij? Wat betekent Hij, concreet, in mijn leven?
Als christenen geloven wij niet
in een lijk; in een weliswaar interessante persoon, maar een die definitief
behoort tot het verleden. Neen, christenen geloven in de verrezen Heer. Niet in
een idee. Wel in een werkelijkheid die je kan ervaren. Geloven in Jezus is dus meer
dan het tot jou nemen van allerhande informatie over Hem. Er bestaat niet
zoiets als een cursus die je moet
doorlopen; een programmaatje dat je kan opladen en dat je automatisch doorheen
de verschillende stappen voert die nodig zijn om christen te worden. Christen
worden, christen zijn, gaat over het aangaan van een relatie met de Levende Heer.
Het is in de mate dat we een persoonlijke relatie aangaan met Jezus dat ons
geloof in Hem kan groeien en zich verder kan ontwikkelen.
Een relatie is steeds uniek. Een
relatie verandert voortdurend. In intensiteit of in inhoudelijke
aandachtspunten. Ook dus de relatie met Jezus. Niet omdat Jezus verandert. Wel
omdat wij, als gelovigen, in verschillende etappes van ons leven door andere
aspecten van de persoonlijkheid van Jezus worden geraakt en aangesproken. Ook
omdat wij, zoals Petrus, doorheen die relatie met Jezus zelf gaan groeien en
veranderen. Het is vanuit onze verbondenheid met de Heer dat we onze diepste
identiteit - onze roeping – kunnen ontdekken. Het geloof is een
ontdekkingstocht die een leven lang duurt.
Betekent dit erg persoonlijke
karakter van het geloof in Jezus dat ons christelijk geloof een puur subjectief
gegeven is? Zeker niet. Er is ook een objectieve en collectieve component. En
wel een dubbele. Hier komt de Kerk - de gelovige gemeenschap door de eeuwen
heen - op de proppen.
Jezus is een historisch iemand.
Hij heeft daadwerkelijk rondgelopen op onze aarde. Hij is geen vroom verzinsel.
Er bestaat, met andere woorden, heel wat objectieve informatie over Hem. Het is
de taak van de Kerk om deze kennis over te dragen van de ene generatie op de
andere. Hetzelfde geldt voor de inhoud en de interpretatie van de inhoud van
het christelijk geloof. Deze dient steeds opnieuw geïnterpreteerd te worden. Maar
ze heeft ook een objectieve, vaststaande dimensie.
Geloven in Jezus situeert zich steeds in dit
spanningsveld van subjectiviteit en objectiviteit. Van ik en wij. Dit maakt het
niet altijd comfortabel of makkelijk. Wat geldt voor het kleine kind dat leert
spreken, geldt ook voor het geloofsavontuur. Het is een verhaal van
verbondenheid én van vrijheid. Het is het verhaal van de menswording, in het
voetspoor van Jezus. Een verhaal dat met elk nieuw mensenkind opnieuw begint.
Reacties
jst?