Wie is er verantwoordelijk voor het Rijk van God? - Homilie van Nikolaas Sintobin sj voor deze zondag
Homilie voor de 11e zondag door het jaar B
Ez. 17, 22-24 Ps. 92 (91), 2-3, 13-14, 15-16 2 Kor. 5, 6-10 Mc. 4, 26-34
Heb je ooit graszaad gezien? Het lijkt op kurkdroge stukjes gehakt stro. Het oogt zo dood en onvruchtbaar als het maar kan zijn. Als kind heb ik meerdere malen gezien hoe het in onze tuin werd uitgestrooid in het vroege voorjaar. Zorgvuldig en gelijkmatig. Soms regende het hard de dagen erna. Het kon ook zijn dat het erg droog werd. Dan mislukte de inzaaiing. De kale grond bleef kaal. Dat was uitzonderlijk. Het wachten duurde altijd lang. Vaak was ik ongeduldig en had ik de moed al opgegeven. Ten onrechte. Meestal, na een tot twee weken, verscheen onverwacht een zachte, bijna doorzichtige, groene nevel net boven de grond. Hoe heerlijk mooi was dat. Het zaad was ontkiemd. Tot de dag ervoor was de mooi voorbereide grond nog hopeloos schraal en leeg. Plots ontwikkelde dat nieuwe leven zich zienderogen. Het was niet tegen te houden. Geleidelijk aan groeide die nevel uit tot een stevige grasmat. Het zaaien was gelukt.
In de Evangeliezing hoorden we daarnet net hoe Jezus het beeld van het zaad en het zaaien gebruikt om het groeien en bloeien van het Rijk van God te beschrijven. Het Rijk van God verwijst naar Gods aanwezigheid in onze wereld. Met de komst van Jezus is die actieve aanwezigheid van God in onze wereld voorgoed doorgebroken.
Met gelijkenis van het mysterieus ontkiemen van het zaad legt Jezus op eenvoudige wijze uit wie waarvoor verantwoordelijk is.
De bijdrage van ons, mensen, is belangrijk. Wij dienen ervoor te zorgen dat er zaad is en er op toe te zien dat het in de aarde terechtkomt. Het is ook belangrijk om dat zaad goed te bewaren, er het beste deel uit te selecteren en het op creatieve wijze aan te passen aan de grond, de tijd van het jaar en het veranderende klimaat.
Maar het leeuwendeel van het werk wordt verricht door God zelf. Hij is het die het zaad doet ontkiemen en opschieten. Hij zorg ervoor dat het groeit tot de vruchten rijp zijn. Dat gebeurt terwijl de mens slaapt en net zo goed als hij wakker is. Het zaad kiemt en groeit, zonder dat de mens er ook maar iets moet voor doen of hoeft te snappen hoe het in zijn werk gaat.
Met de gelijkenis van het mosterdzaadje doet Jezus er nog een flinke schep bovenop. Het mosterdzaadje waarnaar Jezus verwijst is wellicht dat van de zwarte mosterdplant. Dat is 1 tot 2 millimeter groot. Het is het kleinste zaadje dat in de landbouw van die tijd werd gebruikt. Uit zo’n miniscuul zaadje groeit een plant van 2,5 meter hoog met een dichte vertakking. Er is een volledige disproportie tussen de schijnbaar verwaasloosbare input en de enorme output. Niets kan doen vermoeden dat uit zo’n nietig dingetje zo iets groot en waardevol kan voortkomen. In die mosterdplant kunnen bovendien andere levende wezens, de vogels, een veilige thuis vinden.
Ik vind deze gelijkenissen van Jezus bijzonder hoopgevend. De volkswijsheid zegt het op gebalde en heldere wijze: Doe je best, God doet de rest.
Wij, christenen, hebben een grote verantwoordelijkheid. Wij dienen te zaaien, zonder ophouden, telkens weer. Maar wat er vervolgens met dat zaad gebeurt, daar hebben wij geen zeggenschap over. Dat is het werk van de genade. Onze inzet voor het Rijk van God is onontbeerlijk. Maar het eigenlijke werk wordt door God zelf gedaan. Wij zijn niet de uiteindelijke bouwers van het Rijk van God. We mogen hopen en vertrouwen op Gods bijstand en inzet. Ook al snappen we niet hoe Hij onze armoede en beperktheid weet om te toveren in overvloed. Ook in ons eigen leven, in onze wereld, in onze kerk.
God zorgt voor ons. Dat doet Hij ook en in het bijzonder voor het grasperk van zijn Kerk. Dat grasperk kan zo’n dorre indruk geven dat het wel dood lijkt. Hetzelfde geldt voor die schaarse en magere zaadjes waarover wij vaak maar beschikken. Jezus zelf belooft ons dat daar vroeg of laat een overdaad aan heerlijk fris groen gras zal uit ontkiemen. Daar mogen we op vertrouwen. Het is de moeite waard om geduld te oefenen en de hoop te bewaren.
Reacties