Jonge christenen (7)
Onlangs hield ik een voordracht over “Bouwen aan de Kerk van morgen. Geloofsvorming voor en met jongeren vandaag”. Ik gaf er een profielschets van jonge christenen vandaag en enkele aandachtspunten voor jongerenpastoraal. Graag deel ik in een aantal afleveringen mijn reflectie met u.
8. Een systematisch kritisch discours tav de institutionele Kerk doet het eerder goed bij jongeren in het algemeen, ook al lijken zij me daar minder en minder boodschap aan te hebben. Bij jonge christenen werkt het averechts. Ook zij koesteren een principiële argwaan tov georganiseerde en geïnstitutionaliseerde levensbeschouwing. Maar, tegelijkertijd, dreigt bij hen de (systematische) kritiek van de oudere generaties christenen op “het instituut” Kerk over te komen als gespletenheid en/of nestbevuiling die de geloofwaardigheid van de persoon en van het geheel aantast. Zij willen fier kunnen zijn op datgene waar zij voor kiezen en waar zij zich mee identificeren. Zij verlangen voorgangers die zowel kritisch als loyaal zijn tov de Kerk.
Zelf ken ik weinig of geen “radicaal progressieve jonge christenen”, naar het beeld van hun ouders of grootouders. De bijdrage die deze laatste categorie geleverd heeft tot de Kerk is groot en belangrijk. Maar tegelijkertijd meen ik dat we in alle oprechtheid moeten vaststellen dat zij de jonge generaties weinig of niet aanspreken. Zij hebben zich niet kunnen voortplanten en sterven bijgevolg uit.
Het gaat hier niet over de vaststelling van een mislukking. Evenmin over een waardenoordeel. Wel over de vaststelling dat de tijden blijven veranderen en dat in een nieuwe context een nieuwe aanpak nodig is. Ook dit is een toepassing van het paradigma van de verandering en van de evolutie dat VCII opnieuw onder de aandacht heeft gebracht.
Delen
8. Een systematisch kritisch discours tav de institutionele Kerk doet het eerder goed bij jongeren in het algemeen, ook al lijken zij me daar minder en minder boodschap aan te hebben. Bij jonge christenen werkt het averechts. Ook zij koesteren een principiële argwaan tov georganiseerde en geïnstitutionaliseerde levensbeschouwing. Maar, tegelijkertijd, dreigt bij hen de (systematische) kritiek van de oudere generaties christenen op “het instituut” Kerk over te komen als gespletenheid en/of nestbevuiling die de geloofwaardigheid van de persoon en van het geheel aantast. Zij willen fier kunnen zijn op datgene waar zij voor kiezen en waar zij zich mee identificeren. Zij verlangen voorgangers die zowel kritisch als loyaal zijn tov de Kerk.
Zelf ken ik weinig of geen “radicaal progressieve jonge christenen”, naar het beeld van hun ouders of grootouders. De bijdrage die deze laatste categorie geleverd heeft tot de Kerk is groot en belangrijk. Maar tegelijkertijd meen ik dat we in alle oprechtheid moeten vaststellen dat zij de jonge generaties weinig of niet aanspreken. Zij hebben zich niet kunnen voortplanten en sterven bijgevolg uit.
Het gaat hier niet over de vaststelling van een mislukking. Evenmin over een waardenoordeel. Wel over de vaststelling dat de tijden blijven veranderen en dat in een nieuwe context een nieuwe aanpak nodig is. Ook dit is een toepassing van het paradigma van de verandering en van de evolutie dat VCII opnieuw onder de aandacht heeft gebracht.
Delen
Reacties
Het doet me, nog ruimer, denken aan het feit dat je uiteindelijk maar echt christen kan worden doorheen een bekering tot de persoon van Jezus. En dit kan je niet organiseren. Het is pure genade.