Versterving
Een oud ignatiaans zustertje zei me: “Als jonge zusters leerden wij niet wat de onderscheiding van de geesten was. Onderscheiden kwam er niet veel aan te pas. Dat leren onze jonge zusters nu wel. Maar wij hebben wel ascese geleerd. En dat gebeurt nu veel minder.”
Ik denk dat die ouder zuster gelijk heeft. Na het Tweede Vaticaanse Concilie zijn we veel van de traditionele ascetische oefeningen kwijtgespeeld in onze Kerk. Als kind leerde ik nog het woord versterving: “afsterven” aan datgene wat niet essentieel is, ttz, wat je ten gronde niet dichter brengt bij God. Ascese, niet als doel op zich, maar wel als leerschool van ware vrijheid.
Ignatius was een onwaarschijnlijk vrij iemand. De – aanvankelijk zwaar overdreven – verstervingen die hij zichzelf zijn leven lang oplegde waren hier niet vreemd aan. Het maakte dat hij ook ten volle ja kon zeggen aan datgene wat hij doorheen de onderscheiding op het spoor kwam als Gods verlangen voor hem. In de ignatiaanse traditie, net zo goed als in de ruimere christelijke traditie, gaan onderscheiding der geesten en ascese hand in hand.
Heel voorzichtig aan is onze cultuur terug iets aan het ontdekken van de ascese. Denk maar aan topsporters. Of nog, de hongerkuren waar mensen toe bereid zijn voor hun lijn.
Het dreigt wel beperkt te blijven tot de ik-sfeer. Ascese is maar ten volle bevrijdend en dus humaniserend in de mate dat ze de persoon net los kan maken van zichzelf om hem/haar te openen voor de ander.
Reacties