Jonge christenen (12)
Onlangs hield ik een voordracht over “Bouwen aan de Kerk van morgen. Geloofsvorming voor en met jongeren vandaag”. Ik gaf er een profielschets van jonge christenen vandaag en enkele aandachtspunten voor jongerenpastoraal. Graag deel ik in een aantal afleveringen mijn reflectie met u.
4. Het is niet óf laagdrempelig óf hoogdrempelig. Beide hebben hun plaats en zijn nodig binnen een dynamiek van kerkopbouw die kerkopbouw wil zijn. Ze zijn geen concurrenten. Ze vullen mekaar op organische wijze aan.
a. Een christengemeenschap die gelooft in waar ze voor staat kan niet anders dan gericht te zijn op de “wereld” en ook van missionair te zijn. Een christengemeenschap moet van nature uit, ook, gericht zijn op de buitenwacht, op de grens, op de niet- of andersgelovigen.
Het is bijgevolg belangrijk dat een deel van de activiteiten ook bewust toegankelijk gemaakt worden voor de zoekers, voor de onbeslisten, voor andersgelovigen of ongelovigen .... Er dient voortdurend op toegezien te worden dat de gemeenschap zich niet terugplooit op zichzelf en haar eigen zekerheden, maar doorlopend de confrontatie en de dialoog met de anderen aangaat.
b. Deze openheid op de ander mag niet ten koste gaan van het verwaarlozen van de eigen dynamiek en de eigen noden van een christengemeenschap. Laagdrempeligheid is maar zinvol als er tegelijkertijd ook plaats en aandacht is voor hoogdrempeligheid. Anders gaat het over verwateren en het loslaten van de eigen identiteit.
Het is met andere woorden belangrijk om ook “kwaliteitsvoedsel” aan te reiken dat zich richt tot de kern van de geloofsgemeenschap. Gebeurt dit niet, dan verhongert de binnenwacht met als gevolg dat zij ofwel een zachte dood sterft ofwel elders haar honing gaat zoeken.
Hoogdrempeligheid zal doorgaans betekenen kleine aantallen. Dit raakt aan het realiteitsprincipe. We moeten bereid zijn onder ogen te zien dat we met weinig zijn. We moeten het massale durven loslaten en bereid zijn onze kwantitatieve normen nog lager te leggen. Dit vraag veel nederigheid en vrijheid ten aanzien van een traditie waarin we spontaan als referentie grote groepen voor ogen hebben en het succes van een activiteit in al te belangrijke mate gaan laten afhangen van kwantitatieve factoren: neen aan de dictatuur van de “kijkcijfers”.
Delen
4. Het is niet óf laagdrempelig óf hoogdrempelig. Beide hebben hun plaats en zijn nodig binnen een dynamiek van kerkopbouw die kerkopbouw wil zijn. Ze zijn geen concurrenten. Ze vullen mekaar op organische wijze aan.
a. Een christengemeenschap die gelooft in waar ze voor staat kan niet anders dan gericht te zijn op de “wereld” en ook van missionair te zijn. Een christengemeenschap moet van nature uit, ook, gericht zijn op de buitenwacht, op de grens, op de niet- of andersgelovigen.
Het is bijgevolg belangrijk dat een deel van de activiteiten ook bewust toegankelijk gemaakt worden voor de zoekers, voor de onbeslisten, voor andersgelovigen of ongelovigen .... Er dient voortdurend op toegezien te worden dat de gemeenschap zich niet terugplooit op zichzelf en haar eigen zekerheden, maar doorlopend de confrontatie en de dialoog met de anderen aangaat.
b. Deze openheid op de ander mag niet ten koste gaan van het verwaarlozen van de eigen dynamiek en de eigen noden van een christengemeenschap. Laagdrempeligheid is maar zinvol als er tegelijkertijd ook plaats en aandacht is voor hoogdrempeligheid. Anders gaat het over verwateren en het loslaten van de eigen identiteit.
Het is met andere woorden belangrijk om ook “kwaliteitsvoedsel” aan te reiken dat zich richt tot de kern van de geloofsgemeenschap. Gebeurt dit niet, dan verhongert de binnenwacht met als gevolg dat zij ofwel een zachte dood sterft ofwel elders haar honing gaat zoeken.
Hoogdrempeligheid zal doorgaans betekenen kleine aantallen. Dit raakt aan het realiteitsprincipe. We moeten bereid zijn onder ogen te zien dat we met weinig zijn. We moeten het massale durven loslaten en bereid zijn onze kwantitatieve normen nog lager te leggen. Dit vraag veel nederigheid en vrijheid ten aanzien van een traditie waarin we spontaan als referentie grote groepen voor ogen hebben en het succes van een activiteit in al te belangrijke mate gaan laten afhangen van kwantitatieve factoren: neen aan de dictatuur van de “kijkcijfers”.
Delen
Reacties