Goede raad van Ignatius bij het doen van schenkingen
Mossen
Claret, een welstellende vriend van Ignatius uit Barcelona, gaat naar zijn
einde toe. Ignatius vraagt aan Jaime Cazador die zich om hem bezorgd maakt, dat hij hem zou helpen op de beste manier
afstand te doen van zijn vele goederen (februari 1536).
Daar hij geen kinderen heeft, en ook geen
dichte familie aan wie hij, volgens de wet, zijn goederen moet nalaten, lijkt
me zonder enige twijfel de beste oplossing, en ook de meest wijze, deze terug
te schenken aan diegene van wie hij dit alles heeft gekregen, namelijk onze
universele Gever, Leider en Heer, zodat zij kunnen aangewend worden voor rechtvaardige
en heilige liefdadigheidswerken.
En het is beter dat hij al wat hij kan reeds
in dit leven wegschenkt dan daarna. ...
De heilige Gregorius, waar hij het heeft over
de graden van volmaaktheid, vermeldt er in dit verband twee. Vooreerst een mens
kan al wat hij bezit afstaan aan zijn ouders en aan zijn verwanten, om dan
Christus onze Heer te volgen. Doch hij beschouwt als een hogere graad dat men datgene
waar men afstand van doet aan de armen zou schenken, volgens de raad : ‘wil je
volmaakt zijn …’ (Mt 19, 21)
Wat ik zou zeggen is dit. Het is beter je
bezit aan de armen te schenken, wanneer de nood van je ouders minder groot is dan
die van de armen die jouw verwanten niet zijn. Maar wanneer hun nood even groot
is, dan moet je meer doen voor je ouders dan voor de anderen.
Reacties
Als lid van een gemeenschap lijkt me dit een meer haalbare, realiseerbare houding. Is het ook daar niet zo dat de erfenis van de ouders naar de kinderen gaat en vervolgens daar naar de kloostergemeenschap indien één van de kinderen daar verblijft? Of kan je dit als kloosterling kiezen?
Wel is het goed om op te merken dat in de situatie waarin Ignatius de raad geeft, het gaat over een persoon die geen kinderen of naaste familie heeft.
In het religieuze leven heb je uiteenlopende systemen. Bij ons jezuïeten is het zo dat je als religieus, uiteraard, je erfrecht behoudt. Maar eens je de erfenis gekregen hebt moet je je, ingevolge de gelofte van armoede, wel ontdoen van je erfenis. En wel op een definitieve manier. Concreet betekent dit dat het bv niet de bedoeling is dat je je erfenis zou schenken aan een broer of een zus opdat jou er dan regelmatig iets van zouden doorgeven. Eventueel kan je het wel aan je broer of zuster geven indien die echt noodlijdend zijn. Vaak is het zo dat de jezuïet zijn erfenis overmaakt aan de Orde die dit dan gebruikt voor haar goede werken.
Schenken is meer dan 'geven'.
Schenken is hartverwarmend, langs beide kanten, of het nu om materiële zaken gaat of andere (aandacht, vriendschap, scholing, begrip, geduld, respect, enz ...)
De nood van de ander mag het criterium zijn, ook voor de 'hoeveelheid'. Een goed evenwicht vinden is wel de kunst, want je moet jezelf niet tekort doen, niet naïef zijn ook niet, gewoon graag 'optimaliseren' van wat beschikbaar is. Amaai, mocht dat lukken, af en toe, en hoe langer hoe beter...