Onwelvoeglijk?
Hans is een jonge vijftiger. Hij heeft een leidinggevende functie in een grote maatschappelijke organisatie. Onlangs was hij met een aantal collega’s uit andere bedrijven op zakenlunch. Het gesprek ging over “wat ga ik deze avond doen?”. Elkeen kwam aan de beurt. De een ging golven, een ander ging naar een concert …
Toen Hans aan de beurt kwam vertelde hij dat hij die avond met zijn vrouw naar de “School voor geloofsverdieping” zou gaan. Meteen viel het gesprek stil. Het leek wel alsof Hans iets onwelvoeglijks had gezegd. Een van de tafelgenoten “durfde het aan” om Hans te vragen wat dit voor hem betekende. De rest van de maaltijd ging op in een geanimeerd gesprek over geloven, en wat dit betekende voor de een en de ander. Aan het einde waren allen het erover eens dat het lang geleden was dat ze nog zo’n boeiend en authentiek gesprek hadden gevoerd.
Geloof hoeft geen taboe te zijn. Je hoeft het niet op te dringen. Maar al te zorgvuldig zwijgen is geen zinvol alternatief. Er is honger. Meer en meer. En mensen kunnen maar eten van en verlangen naar de spijzen die hen aangeboden worden.
Toen Hans aan de beurt kwam vertelde hij dat hij die avond met zijn vrouw naar de “School voor geloofsverdieping” zou gaan. Meteen viel het gesprek stil. Het leek wel alsof Hans iets onwelvoeglijks had gezegd. Een van de tafelgenoten “durfde het aan” om Hans te vragen wat dit voor hem betekende. De rest van de maaltijd ging op in een geanimeerd gesprek over geloven, en wat dit betekende voor de een en de ander. Aan het einde waren allen het erover eens dat het lang geleden was dat ze nog zo’n boeiend en authentiek gesprek hadden gevoerd.
Geloof hoeft geen taboe te zijn. Je hoeft het niet op te dringen. Maar al te zorgvuldig zwijgen is geen zinvol alternatief. Er is honger. Meer en meer. En mensen kunnen maar eten van en verlangen naar de spijzen die hen aangeboden worden.
Reacties