Zij weten dat ik weet dat zij weten …
Medebroeder Guido Dierickx verbleef opnieuw voor enkele weken in Abidjan (Ivoorkust) om les te geven aan het CERAP (Centre de recherche et d’action pour la paix). Ik laat hem graag met u zijn indrukken delen.
Onze nieuwe paus heeft de vraag opnieuw
hoog op de agenda geplaatst. Hoe gaat een gelovige om met de armoede in de
wereld? En hoe gaat hij om met de armen om zich heen? Over de eerste vraag zijn
heel wat boeken te lezen. Volgens hen komt het erop aan de handelsstromen in
onze wereld evenwichtiger te maken. Bijvoorbeeld minder protectionisme door
rijke landen ten nadele van arme landen. Het komt erop aan de politieke
overheid in de arme landen stabieler te maken. Zodat kapitaalbezitters veilig zouden
kunnen investeren in projecten op lange termijn. Interessante boeken zijn dat.
Over de tweede vraag is er minder te
lezen. Het is nochtans een prangende vraag voor de bezoeker die zich moet
bewegen tussen de sloppenbewoners in zwart Afrika. De mensen om hem heen zijn
straatarm en zij weten dat hij dat weet. Hij is een blanke en dus per definitie
rijk en hij weet dat zij dat weten. Dat schept een delicate relatie: zij kunnen
niet anders dan veel van hem verwachten. Welke houding dan aannemen? Hij kan
wegvluchten naar een luxe hotel. Maar ons geloof wil dat we de hebzucht mijden
en van onze overvloed zo veel mogelijk meedelen.
Daarmee is de vraag echter slechts
gedeeltelijk beantwoord. Want ook zijn edelmoedigheid hoort praktisch tewerk te
gaan: hij moet er zich voor hoeden de relatie met de armen te vervalsen. Zij
mogen niet in de verleiding komen om te bedelen. Dat willen ze trouwens zelf
niet, dat ervaren ze als vernederend. Zij verkiezen daarom allerlei prullen te
koop aan te bieden. Zij stellen dus een ruil voor die voordelig zou zijn voor
beiden en vragen zodoende niet om een aalmoes die voordelig is voor de
ontvanger maar nadelig voor de schenker. In het jargon: zij willen een
nulsomspel vermijden. Een andere manier om de aalmoes te vermommen bestaat erin
om een busticket te vragen. Want zijn ticket is hij kwijt geraakt. De bezoeker
weet dat dit een leugentje is en de arme weet dat hij dat weet. Maar zo vermijdt
hij openlijk gezichtsverlies. Moet de rijke dan veinzen dat hij erin trapt en
hem toch maar die vermomde aalmoes geven? De ervaringsdeskundigen ter plaatse
zijn gekant tegen zulke toegeeflijkheid. De armoede bestrijd je niet door
lukraak genereus te zijn. Zo kweek je illusies, de illusie dat arme mensen steeds
wel ergens een weldoener zullen vinden. Zoals zij erop vertrouwen weldra de
grote prijs te winnen in de loterij.
Maar wat dan wel? Iets moet je toch doen
als je oog in oog staat met arme mensen die in het vooruitzicht leven om, samen
met hun familie, heel hun leven heel arm te blijven. Kan je beloven dat je
belastingen zal betalen voor hun stelsel van sociale zekerheid? Zo doen wij dat
hier. Wij willen niet laten blijken dat wij onze bijdrage tot de armenzorg
leveren uit vrijgevigheid, wat dikwijls als neerbuigend wordt gezien, maar als
afgedwongen door de overheid. Maar die sociale zekerheid bestaat daar niet.
Ikzelf heb de rest van mijn geld aan een oude blanke pater gegeven. Die houdt
zich bezig met de zorg voor de armen. Hij is daar het stelsel voor armenzorg. Een
gemakkelijke oplossing? De enige die ik kon bedenken.
Reacties