Tijdens een wandeling met jonge gezinnen, stapte ik een tijdje met enkele jongetjes tussen 6 en 10 jaar. Na een tijdje begon ik hen anekdotes te vertellen, “straffe verhalen”, over belevenissen in “verre landen”: een cobra-gevecht, een bedelaar met een olifantsvoet, stelende apen, een arm meisje met een niet verzorgde hazenlip, een ervaring van gastvrijheid bij straatarme mensen enz. De jongetjes vonden het heerlijk. Ik eigenlijk ook. Na afloop liepen ze meteen naar hun ouders om de verhalen door te vertellen, woordelijk. ’s Anderendaags aan tafel kreeg ook ik tot in het detail die verhalen opnieuw uit hun mond te horen. Desgevraagd vertelden ze me dat ze het veel leuker vonden om verhalen viva voce te horen, dan om ze te lezen in boeken. Het geschreven woord is uitzonderlijk handig en krachtig voor de communicatie. Maar het gesproken woord, in het bijzonder in verhaalvorm, heeft nog een heel andere kwaliteit van aantrekkingskracht. Jezus was een verteller.