"Die christelijke taal is toch wel volledig achterhaald" - Marc Desmet sj, palliatief arts
Marc Desmet sj is jezuïet en palliatief arts. Sinds 23
jaar staat hij, als arts, mensen bij in de laatste fase van hun lijden. Marc
is er zich bewust dat hij werkt op een grensgebied. En dat het belangrijk is
dat op het grensgebied van het
levenseinde gewerkt en gedacht wordt vanuit het Evangelie. In de grootst
mogelijke openheid. Zijn laatste boek “Euthanasie:
waarom niet” is de neerslag van deze ervaring en reflectie.
In deze serie publiceer ik een aantal
uittreksels, geselecteerd door Marc Desmet sj zelf.
Euthanasie: waarom niet? Marc Desmet
sj, Lannoo, Tielt, ISBN 978 94 014 2666 4, 320 p., 19,99 €
Die christelijke taal is toch wel
volledig achterhaald.
NUANCE: Voor mij vertolkt
zelfs een hermetische uitdrukking als ‘nederdaling ter helle’ nochtans belangrijke
nuances. (p. 280)
Hoe zo? Wanneer Jezus op het kruis
‘de geest gegeven heeft’, wordt zijn ziel van zijn lichaam gescheiden, zegt
de katholieke traditie. Zijn lichaam wordt van het kruis gehaald en in een
graf gelegd. De ziel daarentegen daalt af ter helle – ‘hel’ staat hier in de
eerste plaats voor de doden. Christus’ ziel haalt ‘de rechtvaardigen’ weg uit
de helle. Christus’ lichaam en ziel blijven ondanks de splitsing niettemin
beide ‘verenigd met de godheid’. Zo
lezen we.
Deze oude
taal lijkt religieuze hocus-pocus, maar vertolkt voor mij wel een actuele
ervaring: lijden kan zo diep gaan dat lichaam en ziel gescheiden lijken te
worden. Zeggen zieken soms niet: ‘Dit ben ik niet meer.’ Ook de intieme
omgeving beleeft zijn ‘nederdaling ter helle’. Lijden en dood brengen
familieleden en kennissen willens nillens bijeen, maar er kan ook splitsing
ontstaan. Toch is er een ‘goddelijk’ diep verlangen om ziel en lichaam
‘beiderzijds’ te blijven volgen en te herenigen.
Mijn
keuze om zieken die euthanasie vragen te volgen tot bij de daad zelf,
inspireert zich aan dit beeld. Het kan goed zijn aanwezig te blijven bij de
euthanasiedood, ondanks de innerlijke splitsing die dit teweegbrengt in mij
maar ook rondom mij. Ik druk een bepaalde hoop uit door mijn presentie: dat
ziel en lichaam van de zieke weer een geheel vormen, dat de door het lijden
verdeelde familie-leden weer meer één bezield lichaam worden. Dat brengt me
overigens op en over een punt van grote machteloosheid, maar wel gedeeld.
Euthanasie lijkt het laatste woord te hebben. Toch is er meer, is er verbinding
voorbij de ‘goede dood’. (pp.299-300)
Een halfuur voor de uitvoering verrast hij mij: ‘Ik heb nog een speciale
wens… Zoudt ge me willen zegenen?’ Ik heb echter een principe: thuis geen
geneeskunde, in het ziekenhuis geen sacramenten. Normaal houd ik mijn
functioneren als arts en als priester gescheiden. Ik vind ook dat je een eventuele ziekenzalving beter
tijdens het beslissingsproces voor een euthanasie doet dan wel net voor de
uitvoering. Maar hier voel ik dat ik een uitzondering moet maken.
Ik kan geen
euthanasie zegenen, ik kan wel mensen zegenen die het zo moeilijk hebben dat
ze er een vragen. Bovendien merk ik nu dat er bijna onmerkbaar een sterke
band gegroeid is tussen ons, en dat deze man mij vertrouwt. En misschien zou
het passend zijn deze relatie te zegenen. Zij zegt immers tegen hem: ‘Je hebt
nooit willen trouwen en ik had het gewild, maar ik vergeef het je.’ Ik leg de
handen op beide hoofden en vertel welk beeld van Christus ik voor ogen houd
als ik met mensen meega in een euthanasieproces: hoe in de christelijke
traditie de gekruisigde Christus op stille zaterdag – tussen Goede Vrijdag en
Paaszondag - nederdaalt ter helle en de mensen die hij in de hel van lijden
en dood aantreft eruit optilt. ‘En beschouw jullie zelf maar als getrouwd.’
Terwijl ik spreek merk ik hoe Jonas met een zalige glimlach luistert. Is wat
ik doe pervers of verlossend? (p.28)
|
Reacties
Geen gemakkelijke materie voor christenen maar in direct contact met het gelaat van een lijdende mens komen andere overwegingen naar boven dan in een abstract theoretisch discours.Niet oordelen over een mens die het fysiek en moreel lijde niet meer aankan is hier geboden.Christen zijn ,priester zijn houdt volgens mij in eerste instantie in dat er alles wordt aan gedaan om mens te zijn met een lijdende medemens,helpen dit lijden te dragen en inderdaad de ultieme hoop te belichamen.