Weten katholieken om te gaan met humor? - Naar de wortels van de lach (2/3)
Een tijd geleden werd ik voor het weekblad “Kerk en Leven” geïnterviewd over de band tussen humor en spiritualiteit. Ik deel graag enkele uittreksels met u. (2/3)
-
‘Al lachend zegt de zot de waarheid’, luidt het spreekwoord.
Machthebbers, of een instituut als de Kerk, ervaren humor wel eens als een
bedreiging.
Dat de Kerk niet altijd met humor overweg kon,
komt onder meer treffend tot uiting in Umberto Eco’s roman De naam van de roos,
waar een pater een manuscript van Aristoteles over de lach met gif behandelt om
te beletten dat iemand het zou lezen. Toch heeft de katholieke Kerk een veeleer
sterke traditie als het aankomt op humor. Kluchten maakten deel uit van het
rijke roomse leven. En in zijn autobiografie drijft Ignatius, stichter van de
jezuïeten, de spot met zichzelf. In de inleiding beschrijft een van zijn
gezellen hem als een kleine, kale Spanjaard met pretoogjes.
Ook paus Franciscus maakt geregeld grapjes.
Voor hem is het duidelijk dat niet de structuren of de gevestigde orde, maar
wel de Blijde Boodschap op de eerste plaats komt. Humor heeft iets subversiefs,
maar dat heeft het Evangelie ook. Het dwingt ons om onze gods- en wereldbeelden
voortdurend in vraag te stellen.
Reacties