Hoe een mystieke ervaring eruit kan zien - De wandeling van meneer Périer (1/3)
In dit romannetje (Ten Have Baarn, 2003) beschrijft Maurice Bellet, priester, theoloog
en psychoanalist, hoe meneer Périer, een onbeduidend burgermannetje, zonder het
zelf te beseffen, een mystieke ervaring krijgt. Geleidelijk aan gaat dit zijn
grijze leven van binnenuit veranderen (1/3).
In dit eerste uittreksel beschrijft
Bellet de mystieke ervaring.
Wat ziet
hij? Monsters, hersenschimmen, goden die uit de hemel neerdalen? … Niets van dat alles. Nee, meneer Périer ziet
wat iedereen ziet: de ronde waterpartij, de fontein, de mensen op de stoelen,
een ventje dat achter een wegvliegende duif aanholt, … En hij ziet de open
hemel.
Wat meneer
Périer ziet is zo onverwacht, hij is er zo slecht op voorbereid, het heeft zo
weinig gemeen met al wat er mogelijk in zijn hoofd omgaat dat hij niet eens
weet dat hij een visioen heeft. Hij heeft slechts een wonderlijk gevoel van
warmte, zachtheid en alomvattende welwillendheid; het licht lijkt weldadiger en
scherper te zijn, de gezichten lieftalliger, de ezel vriendschappelijker.
Onzichtbaar voor het blote oog heeft alles geleidelijk een volkomen onaantastbaar
karakter gekregen: het luisterrijke bestaan van een prille schepping, de vitale
bekoring van een overvloedige tijd die niet meer voorbijgaat – plotseling is
meneer Périer de eeuwigheid binnengetreden, een aardse eeuwigheid waar alle
dingen even gelukzalig en zuiver voortduren als op het moment van hun ontstaan.
Meneer Périer
is enigszins ademloos bovenaan de treden blijven staan. Op dit moment weet hij
dat de wereld tegenover hem is opengegaan, zoals een wrange schil een zoete
vrucht vrijmaakt. Maar hij weet het zonder het te beseffen en vergeet het
onmiddellijk weer: waar zou hij dit weten kunnen opbergen? Het is een weten
waarvoor nergens plaats is, het is een ademtocht, een zweem, een lichte geur
die opstijgt uit een plotseling gebroken kostbare vaas, voor elk weldenkend
mens een verkwisting, en die zich door het vertrek verspreidt waar wijn de
genodigden reeds beneveld had.
Het is
afgelopen. Het visioen is voorbij. … Er heeft zich een breuk voltrokken, er is
een grenslijn getrokken – onuitwisbaar. Van nu af aan blijft het ongrijpbare
visioen op de achtergrond waken terwijl meneer Périer zijn dagelijkse leven van
lopen, eten en praten leidt, terwijl hij zich zoals bijna alle mensen als een
slaapwandelaar blijft voortbewegen.
Reacties