Het enige echte godsbewijs - Homilie van Nikolaas Sintobin sj voor deze zondag
Homilie voor vandaag, 6de zondag van Pasen
(Handelingen
15,1-2.22-29; Apocalyps
21,10-14.22-23; Johannes
14,23-29)
Een tijd geleden gaf ik een 2-daagse vorming aan een
10-tal studenten van een lerarenopleiding. Het thema was : “Spiritualiteit”. Ik liet hen proeven van allerhande vormen
van meditatie en gebed uit de christelijke traditie. ’s Avonds keken we naar
uittreksels uit de film “Into great silence”: een film-reportage over het leven
van de kartuizers. Merkwaardige film. Afgezien van een kort interview aan het
einde, wordt er niet gesproken. De film toont enkel het stille,
biddende leven van de meest strikt contemplatieve religieuzen die de Katholieke
Kerk kent. Zoals u misschien weet, zijn kartuizers kluizenaars die het grootste deel van
hun leven doorbrengen in stille afzondering.
Bij
de evaluatie bleek dat het net de beelden waren over de kartuizers die de
grootste indruk hadden gemaakt. Voor de studenten, niet meteen zwaar katholiek,
was dit een echt godsbewijs. Je kan niet zo afgezonderd leven en daar echt je
geluk vinden, als je je in die
afzondering niet met Iemand verbonden weet. En die Iemand, dat moet wel
God zijn.
De
tweede lezing en de evangelielezing van vandaag gaan hier uitdrukkelijk over.
Elk op hun manier, verwijzen ze ons naar de kern van de christelijke openbaring
In
de Apocalyps hoorden we Johannes zijn visioen over het hemelse Jerusalem
beschrijven. Zoals gebruikelijk in de apocalyptische literatuur, met heel wat
spectaculaire details. Dat zou onze aandacht kunnen wegtrekken van het
belangrijkste element van deze perikoop. Johannes merkt namelijk op dat er iets
ontbreekt: in dat hemelse Jeruzalem is er namelijk géén tempel. Dat terwijl de
tempel traditioneel voor de joden het absolute centrum was van de heilige stad.
Ik citeer even: “Maar een tempel zag ik er niet want God, de Heer, de Albeheerser is haar
tempel zoals ook het Lam. En de Stad heeft het licht van zon en maan niet
nodig, want de luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam.”
Met
andere woorden, Johannes legt uit dat in de nieuwe wereld die die begonnen is
met de verrijzenis van Jezus, God, en meer in het bijzonder Jezus zelf, het
lam, voortaan overal aanwezig is. Niet
enkel meer in de heilige plaats die de tempel is, maar in de hele stad. Elke
plaats, elke ervaring, elk moment van ons leven kan met andere woorden aanleiding
worden van een Godsontmoeting.
In zijn
evangelieboek gaat Johannes hier dieper op in. En eigenlijk op spectaculaire
wijze. De evangelist verhaalt ons namelijk volgende uitspraak van Jezus: “Als iemand Mij
liefheeft zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben
en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.” Wat betekent dit? Jezus belooft ons dat Vader en Zoon verlangen
om duurzaam aanwezig te zijn in het diepste van elke mens. In de theologie
noemt men dit de “inwoning”. God die ons zo nabij wil zijn dat Hij als het ware
in elk van ons zijn intrek wil nemen. Het is bijna niet te geloven: God die elk
van ons tot zijn tabernakel wil maken.
Wij geloven
dat we dit mysterie van die bijzondere ontmoeting mogen beleven in de
eucharistische communie. Maar Jezus beperkt het goddelijke bezoek niet tot die uitzonderlijke
momenten. Op elk moment van ons leven verlangt God te wonen in de intimiteit
van ons hart. Soms zullen we Hem kunnen voelen en horen. Vaak zal die
aanwezigheid heel discreet zijn, en zullen we de Heer enkel maar in geloof in
ons aanwezig weten.
Als
mensen kunnen wij ons soms heel alleen
voelen en geïsoleerd van onze medemensen. Dit kan zwaar wegen. Maar Jezus
belooft ons dat wij, christenen, nooit eenzaam hoeven te zijn. Net zoals de kartuizers
kan voor elk van ons het stille gebed ontmoetingsplaats worden met de levende
Heer. Niet alleen de stilte overigens. Al ons doen en laten kan ontmoeting
worden met de levende God. De enige voorwaarde, zo leert ons Jezus, is dat we
bereid zijn om onze deur te openen voor Hem. Dat we actief toelaten dat God in
ons diepste zelf verblijf en ons van daaruit geleidelijk aan bevrijdt van alles
in ons dat zich verzet tegen zijn liefde.
Zijn we
daartoe bereid? Zijn we bereid om ons
tot in onze diepste kern te laten doordringen door zijn liefde? Laten we alvast
vragen om de genade om te groeien in gastvrijheid en beschikbaarheid.
Reacties