Stappen
Graag deel ik met u deze uitzondelijk mooie adventsmeditatie van Kris Depoortere, mij doorgestuurd door een lezer van deze blog.
“Het leek een routinevlucht te worden, die vrijdag 13 juni 1930, vertelt Antoine de Saint-Exupéry, auteur van De kleine prins, in Terre des hommes negen jaar na de feiten. Zijn vriend, Henri Guillaumet, stijgt op in Santiago de Chile om de post naar Argentinië te vliegen. Boven het Andesgebergte verandert het rustige weer plotseling in een hevige sneeuwstorm. Zijn vliegtuig kan maar 5.200 meter hoog en de bergtoppen halen zevenduizend meter. Hij maakt een mislukte noodlanding. Crash.
Als Henri uren later tot bewustzijn komt, ligt hij in de sneeuw, enkele meter van zijn vliegtuig. Op sandalen, met slechts enkele broodjes in zijn tas. Wat gedaan? Stappen. Naar beneden. Zijn voeten verbranden in de sneeuw. Maar hij stapt. De hele dag door. ’s Avonds vindt hij een grot. Hij wil slapen, maar hij weet dat dit het einde betekent. Slapen betekent doodvriezen. Dat hebben ze hem vaak gezegd. Hij is echter zo moe en heeft zo veel pijn, dat hij eigenlijk niets anders meer wenst. Hij legt zich neer.
En dan hoort hij iets. Een stem? Fluisterend stil eerst, maar dan steeds duidelijker. Hij hoort de stem van zijn vrouw, Noëlle. Staat ze in het hoofdkantoor van de vliegtuigmaatschappij in Buenos Aires? Hij hoort haar herhalen, tegen die kille directeur in: “Zoek Henri. Geef het niet op. Als hij leeft, dan stapt hij. Als mijn man leeft, dan stapt hij.”
En Henri is opgestaan. Hij heeft gestapt, vijf dagen lang. Ze hebben hem gevonden, onderaan de gletsjers, op het eerste grasveldje. Hij sliep, maar leefde. Antoine de Saint-Exupéry heeft hem daar opgehaald.
“Als hij leeft, dan stapt hij.” Leven is blijven stappen. Leven is doorgaan. Leven is niet opgeven. Ook al is het donker en ijskoud. Ook al sta je moederziel alleen. Leven is hopen. Hopen is niet: het einddoel zien. Hopen is wel: doorgaan op de weg die het leven voor jou koos.
“Als je leeft, dan stap je.” Advent is een woord in beweging. Letterlijk betekent het “komst”. Iemand stapt naar me toe. Maar die komst zet ons in beweging. Ik zet de eerste stap en wij stappen samen verder naar elkaar toe. “Als je leeft, dan stap je.”
Advent is niet allereerst wij die op stap gaan. Daartoe zijn we soms niet in staat. De beweging van de advent is andersom. Het is Noëlle, Henri’s echtgenote, die de onfortuinlijke piloot uit de bewegingsloosheid trekt. Zij is mentaal op stap naar haar man. Zo is advent eerst en vooral luisteren naar die stem van Noëlle. Is er een mooier toeval dan haar naam in de advent, kerstvrouw? Onze “Noël” is op weg naar ons. Hij komt. Johannes zegt het: “Na mij komt er Iemand, die groter is dan ik. Maak de weg klaar, want Hij komt.” Richt je op, trek je recht, want Iemand zoekt jou.
Als je weet dat iemand naar jou toe stapt, lukt het misschien om zelf op te staan en de eerste stap te zetten. Eindelijk, die eerste stap: je eerste sollicitatiebrief na maanden wanhoop. Eindelijk naar de arts durven te gaan, met een heel bang hart voor de diagnose, die je vermoedt. Eindelijk de ontwenningskuur. Eindelijk naar het OCMW voor schuldbemiddeling. Eindelijk durven toe te geven: “Ik kan het niet meer alleen aan, de berg is te hoog.” Na zo veel jaar, eindelijk weer een onzevader bidden. Advent is luisteren naar een Stem die zegt: “Als je leeft, dan stap je. Ik ben al onderweg. En jij?” Die stem laten klinken, tot je ze echt hoort, en kracht vindt om die ene, eerste stap te zetten.
En dan lukt misschien die tweede stap. En de derde. En de eerste col in je Andesleven. Advent is – op de derde plaats – blijven stappen. Maar dat kan geen mens in z’n eentje. We hebben anderen nodig, die ons een arm geven en zeggen: “Je kunt het. Geef het niet op. Ik ben en blijf bij je. Ook al glijd je soms terug, ik zal je nooit veroordelen. Ik zal je nooit platdrukken op je mislukking.”
Grote dingen gebeuren op die manier: als we eindelijk – godsgeschenk – een Noël of een Noëlle horen. Onze “Noël”, Jezus, roept al tweeduizend jaar lang. Hij is al tweeduizend jaar op stap naar ons. Hij blijft in ons geloven: “Wanhopige Henri, jij bent van Mij, Ik ben van jou. Als je dit gelooft, stap je.”
God is immers onverstoorbaar trouw.”
Kerk en Leven, 2 december 2009
“Het leek een routinevlucht te worden, die vrijdag 13 juni 1930, vertelt Antoine de Saint-Exupéry, auteur van De kleine prins, in Terre des hommes negen jaar na de feiten. Zijn vriend, Henri Guillaumet, stijgt op in Santiago de Chile om de post naar Argentinië te vliegen. Boven het Andesgebergte verandert het rustige weer plotseling in een hevige sneeuwstorm. Zijn vliegtuig kan maar 5.200 meter hoog en de bergtoppen halen zevenduizend meter. Hij maakt een mislukte noodlanding. Crash.
Als Henri uren later tot bewustzijn komt, ligt hij in de sneeuw, enkele meter van zijn vliegtuig. Op sandalen, met slechts enkele broodjes in zijn tas. Wat gedaan? Stappen. Naar beneden. Zijn voeten verbranden in de sneeuw. Maar hij stapt. De hele dag door. ’s Avonds vindt hij een grot. Hij wil slapen, maar hij weet dat dit het einde betekent. Slapen betekent doodvriezen. Dat hebben ze hem vaak gezegd. Hij is echter zo moe en heeft zo veel pijn, dat hij eigenlijk niets anders meer wenst. Hij legt zich neer.
En dan hoort hij iets. Een stem? Fluisterend stil eerst, maar dan steeds duidelijker. Hij hoort de stem van zijn vrouw, Noëlle. Staat ze in het hoofdkantoor van de vliegtuigmaatschappij in Buenos Aires? Hij hoort haar herhalen, tegen die kille directeur in: “Zoek Henri. Geef het niet op. Als hij leeft, dan stapt hij. Als mijn man leeft, dan stapt hij.”
En Henri is opgestaan. Hij heeft gestapt, vijf dagen lang. Ze hebben hem gevonden, onderaan de gletsjers, op het eerste grasveldje. Hij sliep, maar leefde. Antoine de Saint-Exupéry heeft hem daar opgehaald.
“Als hij leeft, dan stapt hij.” Leven is blijven stappen. Leven is doorgaan. Leven is niet opgeven. Ook al is het donker en ijskoud. Ook al sta je moederziel alleen. Leven is hopen. Hopen is niet: het einddoel zien. Hopen is wel: doorgaan op de weg die het leven voor jou koos.
“Als je leeft, dan stap je.” Advent is een woord in beweging. Letterlijk betekent het “komst”. Iemand stapt naar me toe. Maar die komst zet ons in beweging. Ik zet de eerste stap en wij stappen samen verder naar elkaar toe. “Als je leeft, dan stap je.”
Advent is niet allereerst wij die op stap gaan. Daartoe zijn we soms niet in staat. De beweging van de advent is andersom. Het is Noëlle, Henri’s echtgenote, die de onfortuinlijke piloot uit de bewegingsloosheid trekt. Zij is mentaal op stap naar haar man. Zo is advent eerst en vooral luisteren naar die stem van Noëlle. Is er een mooier toeval dan haar naam in de advent, kerstvrouw? Onze “Noël” is op weg naar ons. Hij komt. Johannes zegt het: “Na mij komt er Iemand, die groter is dan ik. Maak de weg klaar, want Hij komt.” Richt je op, trek je recht, want Iemand zoekt jou.
Als je weet dat iemand naar jou toe stapt, lukt het misschien om zelf op te staan en de eerste stap te zetten. Eindelijk, die eerste stap: je eerste sollicitatiebrief na maanden wanhoop. Eindelijk naar de arts durven te gaan, met een heel bang hart voor de diagnose, die je vermoedt. Eindelijk de ontwenningskuur. Eindelijk naar het OCMW voor schuldbemiddeling. Eindelijk durven toe te geven: “Ik kan het niet meer alleen aan, de berg is te hoog.” Na zo veel jaar, eindelijk weer een onzevader bidden. Advent is luisteren naar een Stem die zegt: “Als je leeft, dan stap je. Ik ben al onderweg. En jij?” Die stem laten klinken, tot je ze echt hoort, en kracht vindt om die ene, eerste stap te zetten.
En dan lukt misschien die tweede stap. En de derde. En de eerste col in je Andesleven. Advent is – op de derde plaats – blijven stappen. Maar dat kan geen mens in z’n eentje. We hebben anderen nodig, die ons een arm geven en zeggen: “Je kunt het. Geef het niet op. Ik ben en blijf bij je. Ook al glijd je soms terug, ik zal je nooit veroordelen. Ik zal je nooit platdrukken op je mislukking.”
Grote dingen gebeuren op die manier: als we eindelijk – godsgeschenk – een Noël of een Noëlle horen. Onze “Noël”, Jezus, roept al tweeduizend jaar lang. Hij is al tweeduizend jaar op stap naar ons. Hij blijft in ons geloven: “Wanhopige Henri, jij bent van Mij, Ik ben van jou. Als je dit gelooft, stap je.”
God is immers onverstoorbaar trouw.”
Kerk en Leven, 2 december 2009
Reacties