Een schrikwekkend banaal museum
Gisteren werd de 70ste verjaaardag herdacht van de bevrijding van het concentratiekamp van Auschwitz-Birkenau. Bijna twee jaar geleden bezocht ik die plaats en schreef ik onderstaande overweging.
Enkele dagen geleden ging ik samen met anderen op museumbezoek. Het museumcomplex lag in een landelijke woonwijk. Er waren ruime parkings en allerhande restaurants boden eenvoudige menu’s aan voor de toeristen. Hier en daar waren er boekenstalletjes en kon je een drankje kopen. Zoals thans meer en meer gebruikelijk in musea, kreeg je bij de ingang een koptelefoontje en hangertje aangereikt om het verhaal van de gids te beluisteren.
Enkele dagen geleden ging ik samen met anderen op museumbezoek. Het museumcomplex lag in een landelijke woonwijk. Er waren ruime parkings en allerhande restaurants boden eenvoudige menu’s aan voor de toeristen. Hier en daar waren er boekenstalletjes en kon je een drankje kopen. Zoals thans meer en meer gebruikelijk in musea, kreeg je bij de ingang een koptelefoontje en hangertje aangereikt om het verhaal van de gids te beluisteren.
Het complex zelf bestond voornamelijk uit grote,
gelijkvormige bakstenen gebouwen, met een of twee verdiepingen; keurig geordend in lanen, mooi onderhouden,
met hier en daar een grasveld. Ik
vermoed dat deze voormalige legerkazerne gebouwd was in het begin van de 20ste
eeuw. Je zag er ook heel wat dubbele omheiningen, en enkele wachttorens.
Overal wandelden groepen toeristen. Opvallend
veel jongeren. Allen rustig en stil.
Een deel van de gebouwen stond leeg. In
andere waren uiteenlopende voorwerpen te zien. Bijzonder aangrijpend vond ik de
kamers waar 4000 kg mensenhaar op één grote hoop lag, duizenden kinderschoenen
kris kras door mekaar lagen, of nog,
enkele honderden lege blikken gifgas. Ook de cel waarin Maximaiaan Kolbe de
hongerdood stierf is mij bijzonder bijgebleven.
Auschwitz gaat door voor een van de plekken
waar, gedurende de hele mensengeschiedenis, het kwaad in zijn meest absolute vorm
heeft getierd. De lectuur van talrijke aubiografische en andere documenten heeft
mij hier grondig van overtuigd. Misschien is het net daarom dat voor mij het
meest confronterende van dit bezoek de alledaagsheid was van het kader waar het voormalige
concentratiekamp van Auschwitz was en is gehuisvest. Afgezien van een aantal
symbolische voorwerpen en constructies was daar zo goed als niets te zien dat
verschillend was van andere plaatsen en gebouwen waar mensen in die tijd
leefden en werkten. Of nog, het leek in de eerste plaats op een museum als een
ander.
Nu weet ik wel dat het daar zo’n slordige 70
jaar geleden anders zal uitgezien en geroken hebben dan wat wij te zien hebben
gekregen. Toch is het vooral deze ervaring van banaliteit die mij is bijgebleven
van mijn eerste bezoek aan een concentratiekamp.
Het kwaad heeft iets schrikwekkend gewoon. Zonder dat we het beseffen, loert het om de hoek. Ook vandaag. Neen, ik neem me niet voor om voortaan argwanend of angstig te zijn. Daar is niemand bij gebaat. Wel om waakzaam te zijn.
Voordien verschenen in Ignis Webmagazine
Reacties
O Verlosser, waar zou een mens op kunnen hopen als U de sleutel niet had aangereikt die ons bevrijdt uit onze gevangenis, de gevangenis van de dictatuur van onze eigen wil?