Waar ik de jezuïeten dankbaar voor ben
Onderstaand toespraakje werd gehouden door Gregory
Brenninkmeijer sj op het feest van de laatste geloften van Ward Biemans sj en
Wiggert Molenaar sj. Gregory zelf noemde het een liefdesverklaring aan de
Sociëteit van Jezus
Antwerpen, 26 augustus 2017
Dierbare Ward en
Wiggert,
Als een van de
Amsterdamse Jezuïeten zijn laatste geloften aflegt in onze Socïeteit, dan is
het vanzelfsprekend dat een van de Amsterdamse jezuïeten het woord voert. Ik
ervaar het als een eer om daartoe uitgenodigd te zijn.
Als er twee
Nederlandse jezuïeten hun laatste geloften afleggen, en ik bij die gelegenheid
mag spreken, dan wordt de eer groter en de uitdaging flinker.
Dat jullie je
laatste geloften afleggen op de dag dat wij het einde gedenken van de
Nederlandse en de Vlaamse provincies, en het begin vieren van de onafhankelijke
regio van Europa's Lage Landen, maakt deze gelegenheid historisch.
Laatste geloften
hebben volgens mij een driedubbele betekenis:
Je wordt er
allereerst toe uitgenodigd door de Sociëteit, die daarmee jullie lidmaatschap
bekrachtigt én jullie van haar kant bevestigt in jullie roeping als gezellen
van Jezus. Kom er bij! Je past bij ons. We hebben je nodig en zijn blij met je!
Op de tweede
plaats is het voor jullie een herhaalde, en door jaren van vorming en inzet
getoetste toewijding aan onze Heer. Na het, op het einde van jullie noviciaat
uitgesproken “Ja, ik wil!”, hebben jullie vanmorgen met zoveel meer kennis,
ervaring, nederigheid en wetend wat je doet, je leven opnieuw in God's hand
gelegd. Dat is jullie religieuze geheim, waar wij in eerbiedig zwijgen omheen
staan.
En tenslotte is
het jullie cadeau aan ons, jullie medebroeders. Ik vind dat bijzonder. Dat
jullie na 17, respektievelijk 13 jaren samenleven met heel concrete jezuïeten,
die je niet hebt uitgekozen, waarvan je de bijzondere talenten hebt leren
bewonderen en wier vaak niet te pruimen eigenaardigheden je hebt leren
verdragen, dat je je aan die verzameling concrete mensen wilt verbinden, dat
vervult mij met dankbaarheid.
Het goede van het
lange wachten op je laatste geloften is, dat je vermoedelijk intussen genezen
bent van de idee, dat er een ideale medebroeder, een ideale communiteit, een
ideale Sociëteit bestaat. Er bestaat alleen maar déze Sociëteit, déze
communiteit en déze medebroeder. Daaraan geven jullie je. Ik vind dat sterk.
Je vindt geen
gezin en je vindt geen geliefde. Je vindt misschien niet eens een vriend, maar
soms ook wel. Je vindt medebroeders bij wie je je wellicht niet eens echt thuis
voelt, al kan dat ook behoorlijk meevallen.
Maar je vindt in
ieder geval mannen, die allemaal, zoals jij, zich geroepen voelen om Jezus,
onze Heer, in zijn missie te volgen. Die, zoals jij, alle schepen achter zich
hebben verbrand en zich beschikbaar hebben gesteld voor die taak. Mannen, die,
zoals jij, wegen gegaan zijn, met vallen en opstaan, die zij niet zelf hadden
bedacht. Die, zoals jij, liever zouden leven in een tijd van bloei en van vele
roepingen, maar die, zoals jij, hun weg zoeken in onze weinig populaire kerk,
ten dienste van een wereld en een mensheid, die vaak niet verlangend uitzien
naar jouw komst. Dat soort mensen vind je. Mensen waarop ik trots ben, als ik
er even bij stilsta, om wat ze allemaal doen, én om wie ze geworden zijn,
alsmaar schurend aan elkaar en aan de wereld om ons heen.
We zien elkaar
zelden met die ogen. Soms wordt het ervaarbaar, als we als communiteit of als
dwarsverband, bezinnend en onderscheidend bij elkaar zijn. Als we met elkaar
delen hoe we het maken, onze vreugde en onze worsteling. Als we van elkaar
mogen horen hoe God van mij, van jou gebruik maakt, hoe Hij je troost, of hoe
zijn onvindbaarheid je twijfels wekt en je geloof beproeft. Dat zijn de
ogenblikken waarop je van je medebroeders gaat houden. Dat zijn ogenblikken
waarop het geloofwaardig wordt dat God, in onze kring én door ons, aan het werk
is.
Beste Ward en
Wiggert, jullie spreken je laatste geloften uit in een Sociëteit die sterk in
beweging is. De Nederlandse provincie, die jullie springplank was naar de Orde,
bestaat niet meer. De Vlaamse provincie evenmin. Maar de medebroeders van beide
provincies bestaan nog wel en gaan gewoon door. Onze nieuw gevormde regio heeft
heel wat bestuurlijke en organisatorische voeten in de aarde gehad, maar dat is
uiteindelijk alleen maar het uitwendig kader voor ieders individuele en ons
gezamenlijk apostolisch leven en werken. Die nieuwe bestuurlijke eenheid zal,
na de nodige aanloopperikelen, best wel gaan funktioneren. De opgave zal vooral
bestaan in: steeds meer medebroeder worden voor elkaar . Want dáár gaat het om.
Het feest van vandag is niet een feest van institutionele strukturen, maar van
mensen. Een feest van medebroeders, medewerkers, familieleden en vrienden. Het
feest van de concrete Sociëteit die is zoals ze is en waar jullie beiden je
leven aan hebben verbonden. Wij zijn jullie van harte dankbaar voor jullie
laatste geloften. Dat wilde ik jullie zeggen op deze dag. Dank je wel!
Gregory Brenninkmeijer sj
Reacties