Kan je puistjes krijgen van ignatiaanse spiritualiteit en toch een goede christen zijn? - Homilie van Nikolaas Sintobin sj
Jes. 50, 5-9a psalm
116 Jak. 2, 14-18 Mc. 8, 27-35
Ik was naar die
abdijen toegegaan om er vorming te geven over ignatiaanse spiritualiteit. Dat
doe ik graag en met passie. Dat doe ik het jaar door, voor alle mogelijke
groepen. Ik eindig zo’n voordrachten vaak met een kwinkslag. Ik zeg dan
namelijk dat er mensen zijn, goede mensen, die puistjes krijgen van ignatiaanse
spiritualiteit. Telkens weer merk ik dan
dat het voor sommige toehoorders een opluchting is als ik dit zeg.
Inderdaad, er zijn goede
christenen die helemaal niets kunnen met het gedachtengoed van Ignatius van
Loyola. Hoe mooi en waardevol die spiritualiteit ook is, het is maar één
spiritualiteit naast vele andere spiritualiteiten. Er zijn zoveel verschillende
verschillende spiritualiteiten omdat er zoveel verschillende mensen zijn. Een
goede spiritualiteit is de spiritualiteit die jou, op dit ogenblik van je
leven, helpt om dichter bij Jezus en zijn Evangelie te komen.
Anders gezegd, in het christelijk geloof is er veel verscheidenheid en dus rijkdom. Dit belet niet dat het christelijk geloof ook een objectieve, vastliggende, kant heeft. Je kan de inhoud van je geloof niet zomaar kiezen, zoals je een menu kan samenstellen in een restaurant.
Zo kan je bijvoorbeeld niet zeggen: “Ik ben christen, maar ik geloof niet in de verrijzenis van Jezus.” De verrijzenis van Jezus behoort tot het niet negocieerbare vaste pakket. Daarom bestaat er in de verschillende kerken iets als een catechismus. Door de eeuwen heen is er een leer gegroeid, gevoed door de Bijbel en door de levende traditie. Ze is de neerslag van de geloofservaring van de geloofsgemeenschap door de eeuwen heen.
Die leer blijft groeien en zich verder verfijnen. Ze moet steeds opnieuw geïnterpreteerd
worden. Maar, zoals ik reeds zei, ze heeft ook iets van “vast”, van een objectief
kader dat gemeenschappelijk is voor de gelovigen.
Tegelijk is en blijft er veel ruimte een persoonlijke dimensie. Meer nog, dat heel persoonlijke en soms zelfs intieme aspect behoort tot de kern van het christelijk geloof. De fundamentele reden daarvoor hoorden we in de evangelielezing. Jezus vraagt aan zijn leerlingen eerst wat de mensen zeggen over Hem. Maar uiteindelijk wil Hij weten hoe zij zelf, persoonlijk, staan tegenover Hem. Er bestaat niet zoiets als een alomvattende software “christelijk geloof” genaamd, een computerprogramma dat je kan downloaden en dat je automatisch en op neutrale wijze tot christen zou maken.
Christelijk geloof is niet te herleiden tot een
aantal vaste waarheden die je onderschrijft. Het christelijk geloof is gestoeld
op een persoonlijke relatie met de levende Heer. Het christen zijn van een mens
kan niet losgemaakt worden van zijn of haar persoonlijk antwoord op Jezus’
vraag: wie zeg jij dat Ik ben? Welke plaats heb Ik in jouw leven? Hoe ben Ik
voor jou Weg, Waarheid en Leven? Hoe word jij aangesproken door het Evangelie?
Niet “men”. Wel jij.
We weten uit ervaring dat het antwoord op Jezus’ vraag Wie zeg jij dat Ik ben? erg verschillend kan zijn tussen christenen. Zowel wat de innerlijke beleving betreft, als wat het concrete handelen betreft, waartoe het aanleiding geeft. Ook dat de precieze inhoud van dat antwoord voor een mens kan evolueren gedurende zijn of haar mensenleven. Dat is geen probleem, wel een rijkdom. Net daarom zijn er zoveel verschillende roepingen in onze Kerk en zoveel verschillende spiritualiteiten om die vorm te geven.
Het belangrijke is
dat we die vraag van Jezus steeds weer vraag laten zijn. Dat we ons telkens
weer voor Hem plaatsen, ons door Hem aan laten kijken en steeds weer een authentiek
antwoord geven op de vraag Jezus stelt en die Hij is.
Reacties