"Ik wil niet tot last zijn" - Marc Desmet sj, palliatief arts
| 
Marc Desmet  sj is jezuïet en palliatief arts. Sinds 23
  jaar staat hij, als arts, mensen bij in de laatste fase van hun lijden. Marc
  is er zich bewust dat hij werkt op een grensgebied. En dat het belangrijk is
  dat  op het grensgebied van het
  levenseinde gewerkt en gedacht wordt vanuit het Evangelie. In de grootst
  mogelijke openheid. Zijn laatste boek “Euthanasie:
  waarom niet” is de neerslag van deze ervaring en reflectie.  
In deze serie publiceer ik een aantal
  uittreksels, geselecteerd door Marc Desmet sj zelf. 
Euthanasie: waarom niet? Marc Desmet
  sj, Lannoo, Tielt, ISBN 978 94 014 2666 4, 320 p., 19,99 € Ik wil niet tot last zijn. 
NUANCE: Je bent altijd tot last, ook
  als je euthanasie vraagt. Maar dat mag. En een lastpost kan ook een laspost
  worden. (p.154) 
De lastpost is ook laspost 
Veel van mijn begeleidingen tonen
  me ten voeten uit hoe je als zwaar zieke, soms doodzieke mens, familieleden
  bijeen kunt brengen op een heel bijzondere, vaak unieke wijze. Het gebeurt
  maar uiterst zelden in een familieleven dat men op dergelijk intense manier
  bijeengebracht wordt. Als zwaar zieke verzamel je de anderen, door er
  gewoonweg nog te zijn, en wel op een zogenaamd belastende manier. In al je
  zwakte, machteloosheid en afhankelijkheid - zonder iets te doen. Willens
  nillens ‘drijf’ je mensen bijeen. Ze kunnen elkaar soms niet meer vermijden.
  Dat verloopt dan ook vaak niet zonder spanningen, maar ook niet zonder diepe
  emotie en verbinding. 
Als zieke kan je, onbedoeld, mensen
  als het ware aan elkaar lassen. De lastpost wordt een las-post die harde
  stukken kan aaneensmelten en verbinden, zij het op een verschroeiende manier.
  De ‘lastige’ mens last mensen aaneen. Die verbondenheid is een toegevoegde
  waarde midden de last die weliswaar niet verdwijnt. Er blijft belasting, maar
  wel ‘belasting op de toegevoegde
  waarde’. Je kan in al je zwakte wel degelijk de bron van toegevoegde
  waarde zijn. (p.161-162) 
Ik ontmoette hem op een revalidatieafdeling. Hij was
  gevechtspiloot geweest. Een militair op rust. Als gevechtspiloot nam hij
  onder meer deel aan zogenaamde luchtshows. Daar vloog hij met andere
  gevechtspiloten in formatie. Dat vergde extreme precisie en controle, stel ik
  me voor. Om scherpe bochten te nemen, om het vliegtuig te laten tollen. Alles
  synchroon. Uiteraard moest hij als gevechtspiloot in prima lichaamsconditie
  zijn en beschikken over een scherp zicht, snelle reflexen en een goed
  ontwikkelde evenwichtszin. Zijn vliegtuig bracht hem naar verre landen. Even
  op en neer naar Noorwegen, vertelde hij, razendsnel ging dat. Hij verbleef in
  de USA om bij te leren. Hij was vaak van huis weg en zo vervreemdde hij van
  thuis. Zocht zijn heil later, zo leek het, in zijn computer en in schilderen. 
En toen trof hem een hersenbloeding en was zijn lichaam het zo
  ontwikkelde evenwichtsgevoel kwijt. Hij die zich ooit overal zo soepel en
  snel bewogen had, kon nog nauwelijks bewegen. Hij werd ingeduffeld in vele
  kussens die zijn hersenen moesten informeren over de positie die hij in de
  ruimte innam. Zijn opgespannen spieren veroorzaakten ook veel pijn.
  Computeren en schilderen waren er niet meer bij. Hij was nu vervreemd van
  zijn eigen lichaam.  
Hij wilde sterven. Dit had geen zin meer. Omwille van die vraag
  ontmoetten wij elkaar. Op het einde van ons eerste gesprek vroeg hij: “Hoe heet
  gij?” Ik zei “Dokter Desmet”. “Neen, je voornaam.” En zo ontstond een quasi
  vriendschappelijke verbinding. Maar ook met anderen van de revalidatiedienst
  die met veel oog voor detail en aanpassing aan zijn medisch uitzichtloze
  situatie zorg gaf. De glimlach die hij mij toebedeelde wanneer ik hem bezocht
  sprak boekdelen. Zijn euthanasievraag werd open besproken met hem, zijn
  familie, het team. Maar de vraag werd twijfel en uiteindelijk liet hij ze
  vallen.  
Waarom? Het blijft een geheim, het had ook anders kunnen lopen en dat
  mocht ook, maar zijn shift zal wel iets met de ontstane zorgrelaties te maken
  hebben. Hij zou naar een woonzorgcentrum gaan, dichter bij zijn familie, maar
  stierf kort voor de transfer. Toeval? Mislukte revalidatie, maar misschien
  wel gelukte revalorisatie, herwaardering van een man die wat vervreemd was
  geraakt van eigen lijf en familieleden. (pp. 163-164) | 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Reacties