Kan je geloven als de telefoon niet wordt opgenomen? - Geloven, in paradoxen (4/7)
Geloven,
in paradoxen (4/7)
Geloven, wat is dat eigenlijk? Aan de hand
van 3 paradoxen probeer ik daar in deze serie van 7 posts iets over uit te
leggen.
Paradox nr 2 (b): Geloven is een ervaring ó je kan geloven
zonder onmiddellijke ervaring
Geloof is méér dan een deugddoende
ervaring
Tot onze
schade en schande stellen gelovigen vast dat ze die zo deugddoende ervaring
niet kunnen vasthouden.
Als je terug thuiskomt na een viering die nu echt eens deugd gedaan heeft kan het zijn dat je de indruk krijgt: ik voel niets meer, dat enthousiasme is weg,
Je
voelt “het” niet meer. Of zelf nog meer, er komt twijfel. Maak ik me geen
blaasjes wijs, zijn het niet allemaal illusies, te mooi om waar te zijn. Het is
mooipraterij die weggeblazen wordt door de hardheid van het leven.
Ik zou
hier willen verwijzen naar de ervaring van één van de meest indrukwekkende
geloofsgetuigen die ik ken. Theresia van
Lisieux. Een jonge slotzuster die, na een eindeloze doodsstrijd, gestorven
is aan TBC in de Karmel van Lisieux. Zij was toen 24 jaar oud, in 1897.
Het
laatste anderhalve jaar van haar leven heeft zij doorgebracht in totale afwezigheid van welk voelen van God dan ook. Ze vergeleek het zelf met een muur
tussen haar en God, zo hoog als de hemel: ze kon er niet over, er was niets
van communicatie. Het was de absolute stilte van de donkere nacht. De telefoon
werd helemaal niet opgenomen. Het is trouwens in dat gevoel van afwezigheid dat zij ook gestorven is.
En
toch was dit voor haar misschien wel de sterkste
fase in haar beleving van de relatie van God. Alles moeten loslaten, ook
het genieten van God, het voelen van zijn aanwezigheid om enkel nog te
vertrouwen, te geloven op Hem, zo maar. Theresia heeft ons hier een getuigenis
gegeven van het absolute vertrouwen, van de trouw, van de zuivere overgave aan
God, ook al kreeg ze er niets onmiddellijk voor terug. En paradoxaal genoeg,
ervaarde zij deze duisternis net als een weg van groeien in haar geloof.
ð Als
je het op de keper beschouwt, gaat het hier over het vrij worden van de nood om iets te voelen, om bevestigd
te worden, om zeker te zijn, hoe belangrijk die dingen ook zijn. Maar hoe
vrijer je daartegenover komt te staan, hoe meer je je kan openen voor de
eenvoudige aanwezigheid. Het gaat hier misschien wel over de kern van de
geloofservaring : je overgeven, in absoluut vertrouwen, aan de Ander, in geloof
dat Hij je op zal vangen, ook al weet je niet hoe, waar en wanneer.
ð Voor
mij heeft dit getuigenis iets heel bevrijdend.
Het bevrijdt van de tirannie van het moeten voelen, van de onmiddellijke
bevrediging van het verlangen. Ik vind het veel leuker om volheid of
aanwezigheid of antwoord te voelen in mijn gebed. Dat kan toch zo’n deugd doen.
Maar voel ik niets, dan betekent dat niet dat ik mijn geloof kwijt ben, of dat
ik niet goed geloof, of slecht of verkeerd bid, of in crisis ben… Het
eigenlijke geloof situeert zich op een dieper niveau dat niet afhankelijk is
van het soms grillige verloop van de gevoelens en emoties.
Reacties