Kwaad en vergeving (1/8): de werkelijkheid van het kwaad, rondom en in mij
Overal om mij heen zie ik hoe de machten van
het kwaad aan het werk zijn in het hart van mensen, in onrechtvaardige sociale
en economische structuren die door mensen werden opgezet, en hoe ontzettend
veel mensen daar het slachtoffer van zijn.
Dat grijpt
mij aan. In het diepst van mezelf wil ik daar ook iets aan doen. Tegelijk voel
ik me zo machteloos. Of het lijden van anderen bevangt mij, omdat het mij
terugwerpt op mijn eigen kwetsuren. Soms komt dan de bekoring in mij op de ogen
te sluiten voor die ondraaglijke werkelijkheid, mij op te sluiten om mijn eigen
wonden te likken, en ervoor te zorgen dat ik het zelf maar goed heb. Toch voel ik aan dat dat niet eerlijk is.
Die bekoring, waaraan ik soms een beetje toegeef, brengt mij tot het besef dat het kwaad, die zelfgenoegzaamheid ook in mijn eigen leven en in mijn eigen hart aanwezig is. Ook ik heb gemakkelijk de neiging mij als middelpunt te stellen, en alles te bekijken vanuit mezelf en in verhouding tot mezelf en de zaken dan te schikken zoals het mezelf best past. Dit zelfbeschermend egocentrisme maakt me dan hard, ongenaakbaar, onverbiddelijk, dikwijls ook kwetsend naar de anderen toe. Ik laat me niet meer raken door menselijke situaties, of door wat mijn manier van zijn teweeg brengt bij anderen.
Die bekoring, waaraan ik soms een beetje toegeef, brengt mij tot het besef dat het kwaad, die zelfgenoegzaamheid ook in mijn eigen leven en in mijn eigen hart aanwezig is. Ook ik heb gemakkelijk de neiging mij als middelpunt te stellen, en alles te bekijken vanuit mezelf en in verhouding tot mezelf en de zaken dan te schikken zoals het mezelf best past. Dit zelfbeschermend egocentrisme maakt me dan hard, ongenaakbaar, onverbiddelijk, dikwijls ook kwetsend naar de anderen toe. Ik laat me niet meer raken door menselijke situaties, of door wat mijn manier van zijn teweeg brengt bij anderen.
Wil ik eerlijk in het leven staan, dan weet ik dat ik het niet kan en niet mag opnemen tegen het kwaad dat mij omringt, en waarvan ik, of verre mensen dikwijls het slachtoffer ben, als ik het kwaad dat in mijn eigen hart aanwezig is, en waarmee ik mijn naastbestaanden soms pijnlijk kwets, niet eerst onder ogen durf te nemen.
Een anonieme jezuïet
Reacties
Ik herken mij dus geheel in dit schrijven.
Toch denk ik niet dat er een onderscheid of volgorde moet gemaakt worden tussen werken aan eigen kwaad of aan de demonische structuren van de wereld.
Als we op alle mogelijke manieren onze eigen kwetsuren helen doen we iets aan onze daaruitvoortkomende dwaalwegen en verminderen we het kwade van de wereld.