Mag je feest vieren bij een uitvaart?
Gisteren
ben ik voorgegaan in de verrijzenisliturgie van Jean Notermans, 72 jaar en
schielijk overleden. Hieronder kan u de homilie lezen. Onderaan vindt
u de bijhorende schriftlezingen.
Wat we zonet hoorden, klinkt idyllisch. Een
groepje vrienden komt samen aan de oever van een prachtig meer. Het zijn
vissers. Dus gaan ze vissen. Business as usual. Of toch niet helemaal. Ze
vissen de hele nacht, maar vangen niets. Op het moment dat ze er de brui willen
aan geven, zien ze iemand staan aan de oever. Ze weten niet wie het is. Beter
gezegd, ze herkennen hem niet. Op gezagvolle wijze gebiedt Hij hun om verder te
vissen, maar dan op zijn manier. En het lukt.
Pas dan snapt er één van de vissers dat die
mysterieuze man aan de oever Jezus is. Het is Johannes, Jean, die Hem herkent.
Geen toeval. Johannes, Jean, is de enige van de apostelen van wie het Evangelie
zegt dat Jezus op bijzonder wijze van hem hield. Nu gaat het snel. Jezus,
nodigt hen uit om samen te eten aan de rand van het water. Het brood staat
klaar. Hij vraagt hen om een vis. En dan gaan ze samen eten. Je voelt echter
dat er nog steeds een ongemak, een aarzeling blijft bij die mensen. Ze weten nu
dat die man Jezus is. Toch kunnen, durven, willen ze Hem niet vragen wie Hij
is.
Een vreemd verhaal. De verklaring komt in het
laatste zinnetje: “Dit nu was de derde keer dat Jezus aan de
leerlingen verscheen sinds Hij
uit de doden was opgestaan.”
Nu wordt het
duidelijk. Dit is helemaal geen verslag van een gewone ontmoeting met Jezus,
met een gezellige maaltijd als
toemaatje. Neen, het gaat hier over een kantelmoment in het leven van een groep vrienden die helemaal
het Noorden kwijt zijn. Zij zijn in diepe rouw. Zij weten niet meer van welk
hout pijlen te maken. Diegene die hen dierbaarder was dan hun eigen leven,
Jezus, is gestorven. Hun dromen, hun verwachtingen, hun project voor de komende
tijd … het is allemaal gebroken. Ze willen wel de draad van het gewone leven terug opnemen. Het lukt
niet. Want “Hij” is er niet meer.
Goede vrienden, dit
verhaal is niet zomaar een verhaal. Het verwijst naar de kernervaring die aan
het begin ligt van het christelijk geloof dat Jean zo dierbaar was. Het
verwijst naar iets dat voor ons mensen eigenlijk niet te geloven is. Het
vertelt hoe de leerlingen, met Johannes als eerste, gaan ontdekken dat hun
Heer, hoewel gestorven, opnieuw leeft. Het gebeurt schoorvoetend, aarzelend,
met veel twijfels, beetje bij beetje. Niet als een droom of een zinsbegoocheling.
Wel als iets dat ze beetje bij beetje gaan ervaren, in hun heel concrete,
dagdagelijkse leven, rond een maaltijd.
Beste familie, goede
vrienden, Jean was niet bang om te sterven. Hij heeft ook uitdrukkelijk gezegd
dat hij verlangde dat zijn uitvaart een feest zou zijn en dat we nadien allen
samen thuis zouden gaan eten. Niet aan een meer weliswaar. Wel in de mooie
natuur van Lovenjoel.
Vreemd? Misschien niet
zo vreemd. Het vraagt wel tijd, ook voor ons, om dit een plaats te geven. Om de
pijn van het afscheid pijn te laten zijn. Maar ook om te leren geloven dat
alles wat wij hebben gegeven en ontvangen in onze liefdes- en vriendschapsband
met Jean niet voorbij is maar verdergaat. Neen, de dood, hoe tastbaar zichtbaar
ze ook is, is niet het einde. Het leven, de liefde, de verbondenheid met
elkaar, en nu in het bijzonder met Jean,
blijven bestaan. Voor altijd. Anders dan voorheen. Zeker weten. Maar
anders hoeft niet minder te zijn.
In de eerste lezing
uit de Openbaring van Johannes, zegt de evangelist inderdaad dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komt. En wat is die nieuwigheid dan wel? In het
vervolg van zijn profetie zegt Johannes dat God “uiteindelijk
alle tranen uit hun ogen zal wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen
rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.”
En vervolgens horen we de Heer er ook zeggen: “Wie dorst heeft zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het
water dat leven geeft.”
Het gaat hier niet
over een mooie droom van suikerwater, ooit uitgevonden door droeve mensen om
zichzelf en anderen te troosten. Neen, het gaat hier wel over iets wat mensen
heel rechtstreeks hebben ervaren, zo’n 2000 jaar geleden. Een ervaring van een
nieuwe ontmoeting, van hoop, geloof en liefde, over alle grenzen heen. Een
ervaring die verder gaat. Ze stond
centraal in het leven van Jean. De naam Jean – Yohanân in het Hebreeuws - betekent trouwens: God is genadig of nog God is
genade.
Beste Resie,familie en
vrienden, Jean leeft nu ten volle van die genade van God. Hij nodigt ons uit om
samen met hem te groeien in de genade. Om toe te laten dat God zelf, beetje bij
beetje, onze tranen mag drogen, onze pijn mag stillen zodat we, samen met Jean,
mogen aanzitten aan het feestmaal van het leven.
Amen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Eerste lezing: Openbaring van
Johannes 21, 1-6 + 22-23
Toen
zag ik een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste emel en de eerste aarde
waren verdwenen en de zee bestond niet meer. Ik zag de heilige stad, het nieuwe
Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich
voor haar man heeft getooid. Toen hoorde ik een luide stem, die vanaf de troon
riep: ‘Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen
zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. Hij zal alle tranen uit
hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen
smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’
En Hij die op de troon zetelt, zei: ‘Zie, Ik maak alles nieuw.’ Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf deze woorden op, ze zijn betrouwbaar en waar.’ Toen zei Hij tegen mij: ‘Ze zijn vervuld! Ik ben de alfa en de omega, de oorsprong en het einde. Wie dorst heeft zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water dat leven geeft.
Maar
een tempel zag ik er niet, want God, de Heer, de Albeheerser, is haar tempel,
evenals het lam. De stad heeft het licht van zon en maan niet nodig, want de
heerlijkheid van God verlicht haar, en haar lamp is het lam. De volken wandelen
bij haar licht, en de koningen van de aarde brengen haar hun rijkdom.
Evangelielezing: Evangelie
volgens Johannes 20,11-18
In die tijd verscheen Jezus andermaal aan de leerlingen bij
het meer van Tiberias. De verschijning verliep als volgt: er waren
bijeen: Simon Petrus, Tomas die ook Dídymus genoemd wordt, Natánaël
uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn
leerlingen.
Simon Petrus zei tot hen: “Ik ga vissen!” Zij
antwoordden: “Dan gaan wij mee.” Zij gingen dus op weg en klommen in
de boot maar ze vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen begon
te worden stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet
dat het Jezus was. Jezus sprak hen aan: “Vrienden, hebben jullie soms
wat vis?” “Neen”, zeiden ze. Toen beval Hij hun: “Werpt het
net uit, rechts van de boot, daar zult ge iets vangen.” Nadat ze dit
gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege
de grote hoeveelheid vissen.
Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: “Het
is de Heer!” Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was trok hij
zijn bovenkleed aan - want hij droeg slechts een onderkleed - en
sprong in het meer. De andere leerlingen kwamen met de boot, want zij
waren niet ver van de kust, slechts ongeveer tweehonderd el, en
sleepten het net met de vissen achter zich aan.
Toen zij aan land waren gestapt zagen zij dat er een
houtskoolvuur was aangelegd met vis erop en brood. Jezus sprak tot
hen: “Haalt wat van de vis die gij juist gevangen hebt.” Simon Petrus
ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote
vissen, honderddrieënvijftig stuks, en ofschoon het er zoveel waren,
scheurde het net niet. Jezus zei hun: “Komt ontbijten.”
Wetend dat het de Heer was durfde geen van de leerlingen
Hem vragen: “Wie zijt Gij?” Jezus trad dichterbij, nam het
brood en gaf het hun, en zo ook de vis. Dit nu was de derde keer dat
Jezus aan de leerlingen verscheen sinds Hij uit de doden was opgestaan.
Reacties
Voor mij is een "deel tekst " een verruiming van mijn verbeelding over Jezus.
citeer dat deel tekst: ".....Dit nu was de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen Sinds Hij uit de doden was opgestaan"......"
Ik zie dat dat echt was, dat drie keer verschijnen.
Hartelijk dank voor mooie liefdevolle tekst, en dank U, en voor mij is een "idee geboren".