En mocht de paus beslissen om de jezuïeten op te heffen? Homilie van Nikolaas Sintobin sj voor deze zondag
22ste zondag jaar B
Deuteronomium 4,1-2.6-8 Jacobus 1,17-18.21b-22.27 Marcus 7,1-8.14-15.21-23
Misschien ken je dit verhaal wel. Het is waar gebeurd. De
oude Ignatius werd in Rome ooit aangesproken door een jonge jezuïet met een nogal
gedurfde vraag. Vader Ignatius, hoe zou u
reageren mocht de paus beslissen de Sociëteit van Jezus op te heffen? Ignatius
keek de jonge man aan en had zijn antwoord meteen klaar: ik denk dat ik snel naar de kapel zou gaan. Ik zou er een minuut of 10
voor het heilig sacrament bidden en vervolgens, met grotere vreugde, op zoek
gaan naar een betere wijze om God onze Heer te dienen.
Misschien vindt u dit wel vreemd. Was Ignatius dan zo weinig
bekommerd om die Sociëteit van Jezus? Dat was toch zijn levenswerk? Ik vermoed
dat Ignatius zielsveel hield van dat bijzondere apostolische instrument waarvan
hij de geestelijke vader was. Maar dat belette hem niet te beseffen dat het
uiteindelijk niet meer was dan een instrument, een middel gericht op een hoger
doel: het dienen van God en de mensen. Als bleek dat dit instrument niet langer
aangepast was – als de paus het wilde opheffen, dan moest dat wel zo zijn – dan
betekende dat dus voor Ignatius dat hij een ander instrument moest zien te
vinden om dat grote doel van God te kunnen blijven dienen.
Je zou het nog anders kunnen stellen. Met de radicaliteit
die hem kenmerkt, maakt Ignatius een strikt onderscheid tussen de zaak van God
op zich, en datgene wat de mensen bedenken om die zaak van God op mensenniveau
te dienen. In de lezingen van vandaag hoorden we Mozes, Paulus en Jezus een
analoog onderscheid maken:
ð
enerzijds datgene wat rechtstreeks van God zelf
komt, en dat als een geschenk uit de hemel neerdaalt en aan de mensheid wordt
aangeboden; dat heeft iets absoluut, definitief en onveranderlijk;
ð
anderzijds datgene wat mensenmaaksel is,
overlevering van de voorvaderen. Hoe mooi en waardevol die mensenproducties ook
zijn, ze zijn niet meer dan mensenproducties. Ze zijn waardevol als ze ons
helpen om dichter bij God te komen. Zo niet is het beter ze los te laten en op
zoek te gaan naar iets anders, iets meer aangepast.
Ik denk dat dit een onderscheid is dat ons vandaag kan
helpen om christen te zijn in onze zo snel veranderende Kerk. Het onderscheid
dus tussen datgene wat echt behoort tot de kern, en datgene wat de mensen, door
de eeuwen heen, hebben opgebouwd en dat voor herziening vatbaar is.
Ons parochiesysteem heeft lange eeuwen uitstekend gewerkt.
Vandaag komt het, op zijn zachtst gezegd, onder druk te staan. Is dat erg? Het
is niet comfortabel. Dat is zeker. Maar uiteindelijk zijn de parochies niet
meer dan instrumenten om de Kerk plaatselijk vorm te geven. Het is goed
mogelijk dat de tijd rijp is om naar nieuwe organisatievormen op zoek te gaan.
Ook taakverdeling tussen leken en clerus komt onder druk te
staan. Al was het maar omdat het aantal priesters en religieuzen in onze
streken drastisch teruggelopen is en nog verder gaat afnemen. Ook die
verandering is niet comfortabel. Noch voor de leken, noch voor de clerici. Iets
gelijkaardig zou kunnen gezegd worden voor de traditionele taakverdeling tussen
man en vrouw in onze Kerk.
Ik ben er zeker van dat Gods Geest meer dan vindingrijk
genoeg is om, samen met ons nieuwe structuren en vormen te bedenken. God zal
het blijven mogelijk maken dat zijn Evangelie wordt verkondigd en dat zijn
liefdesgave gul wordt gedeeld. Dat heeft Hij ons beloofd!
Reacties