Een professionele vrijgezel over het geheim van Sinterklaas
Als professionele vrijgezel heb ik zelf geen kinderen. Daar
staat dan weer tegenover dat ik de fiere oom ben van maar liefst 15 neefjes en
nichtjes. Zelf ben ik intussen
ruimschoots oud genoeg om mij te verwonderen over het feit dat “het geheim van
Sinterklaas” zo goed bewaard wordt. Vreemd toch. Honderden kinderen op een
lagere school. De ene helft “gelooft” en de andere helft“ gelooft” niet meer.
Hoe komt het dat die oudere kinderen, uitzonderingen niet te na gesproken, zo
schroomvol omgaan met die ontluisterende waarheid die zij zelf vaak nog maar
net ontdekt hebben?
Ik besloot om mijn neefjes en nichtjes de vraag te stellen
en hen zelf het antwoord te laten geven. De antwoorden kwamen meteen en waren
bovendien behoorlijk gelijkluidend bij de ingewijden, ongeacht hun leeftijd.
Het waren telkens de zelfde twee redenen die werden genoemd.
De eerste en blijkbaar meest doorslaggevende verklaring die
mij werd gegeven is bijzonder weinig prozaïsch. Oudere kinderen die het geheim
voortijdig zouden verklappen aan de kleintjes en hen overbrieven dat het de
papa’s en de mama’s zijn die voor de cadeautjes zorgen, beseffen heel goed welk prijskaartje daar aan vasthangt:
dat de Sint hen de volgende keer zonder aarzelen schrapt van zijn lijstje. Dit
geldt uiteraard in het bijzonder voor de broers en de zussen uit hetzelfde gezin.
De tweede reden is veel schattiger. Ze bewijst dat kinderen
eigenlijk niet zoveel verschillen van
volwassenen. Ook wat oudere kinderen vinden het
gewoon leuk dat die kleintjes zo onbevangen geloven in dat wondere verhaal,
waar ze zelf ook ooit helemaal in opgingen. Ze willen het de kleintjes graag
gunnen om daar, zo lang als mogelijk, ten volle van te genieten. Door in het
tweede deel van hun kindertijd getuige van te mogen zijn van de onschuld van de
allerkleinsten, kunnen ze nog naproeven van hun eigen mooie herinneringen. Dat
vinden ze gewoon “schattig”.
Ze hebben groot gelijk.
Nikolaas Sintobin sj
Nikolaas Sintobin sj
Reacties
Mijn moeder nog klein was op weg naar een vacancies oord met haar oudere zus in de trein.
Onder het rijden zei mijn tante tegen mijn moeder ineens: Sinterklaas bestaat niet.
Het kwam hard aan.
Na enig nadenken zei mijn moeder vastberaden:
Dan bestaat God zeker ook niet.
Al Jong wisten wij de waarheid. We werden beschermd
tegen de dreigementen op school: ik zal het aan Sinterklaas vertellen.
We !eiden niets maar keken rustig voor ons uit.Er werd begrepen dat dit middel geen effect had.
Ik weet niet meer of ik twijfelde, maar ik wist zeker dat Stan van mij het meeste hield en dus bestond Sinterklaas wel!
Sommige logica is heel snel en overtuigend.